Belangenbehartiging Europese Cultuurvogel

Welkom op de website van B.E.C.

De vereniging die opkomt voor het belang van de Europese Cultuurvogel en het kweken ervan.

Wilt u hier ook deel van uitmaken? Meld u dan nu aan als lid.

Inloggen kweker
Terug naar overzicht

Artikel

   

DE  BEFLIJSTER  (Turdus torquatus) IN  NATUUR  EN VOLIÈRE 

door Robert Paul Naeff 

Inleiding

Een belangrijke reden om dit artikel te schrijven is het feit dat een goede vriend in Engeland er afgelopen seizoen in slaagde om enkele beflijsters in zijn volière te kweken. Alhoewel de soort al een aantal jaren in volières gehouden wordt en verscheidene mensen beweren - met name in Engeland - deze vogels in gevangenschap te hebben gekweekt,  is er bij mijn weten nog nooit een goed gedocumenteerde (met foto’s of film) bewezen  kweek  gepubliceerd. Er gingen al stemmen op dat deze vogels zich niet zouden voortplanten  in volières in het laagland vanwege de luchtsamenstelling. Deze is hier namelijk anders dan de ijlere lucht  op de plaatsen waar de soort normaal broedt: in bergen en hooggelegen gebieden.

Maar eindelijk is er nu dan toch een kweekverslag mèt foto’s (van DVD), waarop te zien is hoe de beflijster zijn jongen voert in een volière op ‘zeeniveau’. Gewoon dus bij een volièrehouder in een woonwijk in Midden-Engeland en beslist niet in de bergen. Tijdens de kweek kwamen er ook een aantal eigenaardigheden voor de dag, waarover ik nooit eerder gehoord of gelezen had. Daarover later meer. 

Laat ik beginnen met wat te vertellen over de leefwijze in het wild van deze fraaie lijstersoort.

Verderop in het artikel zal ik proberen een verslag te geven van de mijns inziens toch historische kweek in gevangenschap. Mijn eigen ervaringen voeg ik daarbij. 

Uiterlijk en zang

De beflijster (Turdus torquatus) heeft een zeer karakteristiek uiterlijk. De eerste indruk is die van een gewone merel met een witte kraag op het bovenste gedeelte van zijn borst. Vandaar waarschijnlijk ook de volksnaam ‘dominee-merel’.

Een nadere beschouwing laat toch een flink aantal uiterlijke verschillen met de zojuist genoemde merel zien. Bekijkt men de beflijster van dichtbij dan vallen direct de ‘geschubde’ veren op. Veel veren op borst, rug en zijflanken zijn voorzien van een lichte rand. De vleugels zijn opvallend licht van kleur en ook voorzien van beige tot zilverachtige randen. Het geheel doet soms wat spreeuwachtig aan. De staart is egaal en vrij donker van kleur. De man is net als bij de merel heel gemakkelijk van de pop te onderscheiden. Hij is overwegend donkerbruin tot zwart van kleur, waartegen de witte halve maan op de borst fel afsteekt. De pop is meer bruinachtig gekleurd, eveneens met lichte veerranden en een minder uitgesproken witte, eigenlijk meer beigekleurige borstvlek. Snavelkleur bij de mannen en poppen is nogal variabel en kan variëren van bruin tot geel. Sommige overjarige mannen hebben een zwarte snavel en sommige een felgele, andere alleen een gele ondersnavel. Het is mij nog niet duidelijk of die donkere snavels op latere leeftijd nog van kleur kunnen veranderen. Poten en ogen zijn bij beide geslachten bruin van kleur.

Er bestaan, behalve de nominaatvorm Turdus torquatus torquatus, nog twee ondersoorten waarvan één - de Turdus torquatus alpestris - zeker de moeite van het vermelden waard is. Deze ondersoort die - de Latijnse naam geeft het al aan - zijn voornaamste verspreidingsgebied in de Alpen heeft, is eigenlijk nog iets fraaier en contrastrijker van kleur dan de nominaatvorm. De veerranden en ook de vleugels zijn lichter van kleur, waardoor de vogels nog meer geschubd en daardoor nog spectaculairder ogen.

De zang is een aangenaam geluid die volgens de literatuur qua  structuur enigszins overeenkomt met die van de zanglijster, maar dan veel eenvoudiger en ook  ietwat melancholiek aandoet, zoals de zang van de grote lijster. Meestal hoor je het drie of vier keer herhaalde ‘piewie’ met een kleine riedel er achteraan. Bij het opvliegen laten de vogels vaak een  geluid horen dat enigszins op dat van de kramsvogel lijkt: tjuk tjuk tjuk als ze rustig zijn en het hardere en ratelende tak tak tak als ze geagiteerd of gealarmeerd zijn.  

Voorkomen

Zoals eerder vermeld is de beflijster een echte bergvogel, die een voorkeur heeft voor bergachtige en hooggelegen gebieden. Meestal berghellingen en ruige terreinen tot boven de boomgrens of afgelegen heidevelden met spaarzame begroeiing van lage struiken, dennetjes, jeneverbes e.d. Echte hoogopgaande boomgroei is niet noodzakelijk, want meestal wordt er gebroed  op rotsen, in lage struikjes of op de grond. Over het algemeen broeden de lijsters dus in afgelegen bergachtige streken waar ook weinig te merken is van menselijke invloeden. De beflijster is, in tegenstelling tot zijn neef de merel, bepaald geen cultuurvolger te noemen maar eerder een cultuurvlieder, want in streken waar menselijke activiteiten beginnen toe te nemen verdwijnt hij maar al te vaak.

Het is een vogel die in bijna alle berggebieden van Europa voorkomt. Zijn verspreidingsgebied strekt zich uit van de gebergten in Noorwegen, Zweden, Finland en Lapland tot de gebergten en hooggelegen landschappen in Engeland, Ierland, Schotland en Wales. Verder naar het zuiden en oosten komt de beflijster voor in Frankrijk: in de Jura, een deel van Bretagne, in de Alpen, in de Pyreneeën en in delen van Noord-, Centraal- en Zuid- Spanje. Verder nog in Oostenrijk, Zuid-Duitsland, Zuid-Polen, Tsjechië en Slowakije en er zijn nog kleine populaties oostelijker tot in Turkije en de Kaukasus. De vogels overwinteren ondermeer in delen van Frankrijk, Spanje en Noord Afrika.

In Nederland is de soort geen broedvogel, maar alleen bekend als doortrekker. In België (Ardennen) is een enkele maal een broedpoging waargenomen. De beflijster trekt ons land door tussen half september en eind oktober en van half maart tot eind mei. De meeste waarnemingen worden in april gedaan in de kuststreek, als de vogels weer op de terugweg zijn van hun winterkwartieren naar hun broedgebieden In sommige streken is de soort behoorlijk talrijk, alhoewel de indruk bestaat dat in enkele broedgebieden de aantallen al jaren aan het afnemen zijn. Toch kan er in de meeste gebieden nog niet gesproken worden van een echt zeldzame soort. De gemiddelde dichtheid van broedparen is in het algemeen laag te noemen en niet te vergelijken met een soort als de merel. De vogels maken soms gebruik van zeer grote territoria, hoewel er in gunstige gebieden ook meerdere koppels dicht bij elkaar broedend worden aangetroffen, bijvoorbeeld langs de oevers van een bergbeekje. 

Gedrag, leefwijze en voedsel in het wild

De beflijster is een schuwe vogel die teruggetrokken leeft in de bergen. Eigenlijk neemt hij de plaats in van de merel in het laagland. Een soort bergmerel dus zou je kunnen zeggen. Dit bergleven is ook de reden waarom de beflijster een echte trekvogel is die, zoals eerder vermeld, in de winter naar Zuid-Europa en Noord-Afrika trekt. De bergen verschaffen hem in de winter duidelijk te weinig voedsel. De lage temperaturen zullen op zich zelf voor de vogel  niet echt een probleem vormen.

Het leven in de ruige, ongastvrije gebieden waar deze soort broedt heeft behalve nadelen ook voordelen. Het aantal predators is door gebrek aan prooidieren en ander voedsel vrij laag te noemen, zodat de vogels succesvol kunnen broeden in lage struikjes of zelfs op de grond.

Ook de beflijster zelf heeft soms moeite om aan voldoende voedsel voor zijn jongen te komen. Mijn vogelvrienden in Engeland constateerden regelmatig dat de lijsters in broedtijd vele kilometers vanaf de bergen moesten vliegen om in de valleien wormen te bemachtigen. Met een snavel vol voer moesten ze bergop weer het hele eind terug tot soms boven de boomgrens…

Het voedsel van de beflijster is heel gevarieerd, zoals bij alle lijsterachtige en bestaat behalve uit de al genoemde wormen uit tal van soorten insecten, rupsen, slakken, geleedpotigen tot zelfs jonge hagedissen of salamanders. In de nazomer en herfst eten ze veel fruit. Wat ik en velen niet wisten is dat de soort ook planten eet en die aan zijn jongen voert. Dit bleek vorig jaar uit volière-observaties.

Het broedseizoen start in april en loopt tot midden/eind juli (of begin augustus in het noorden van Europa). Het nest zit vaak laag bij de grond en wordt meestal gebouwd in heidepollen, lage struiken, rododendrons of op een rotsklif, zelden in bomen. De alpestris ondersoort (Alpen) broedt daarentegen wat vaker in bomen. Het nest wordt door de pop gebouwd en meestal worden er vier tot vijf eieren gelegd. Normaal gesproken worden er twee broedsels grootgebracht, maar de beflijsters in het hoge Noorden van Europa zien door het korte zomerseizoen maar kans één legsel te produceren. Het broeden, voornamelijk door het wijfje,  neemt een dag of veertien in beslag en de jongen vliegen na nog eens tien tot vijftien dagen uit het nest. De ruitijd begint, afhankelijk van het afronden van het broedseizoen, eind juni en duurt tot begin september. Daarna vangt de trektijd weer aan.   

De beflijster in de volière

Ik kan vooralsnog geen melding maken van een persoonlijke kweekervaring in de volière, dus neem ik u mee naar Engeland naar Staffordshire, waar John Green woont, een uitzonderlijk goede vogelkweker, die zich gespecialiseerd heeft in de zogenaamde ‘softbills’, insectenetende vogels. Met tal van soorten heeft hij al succesvol gekweekt en ook op de Engelse shows en tentoonstellingen gooit hij steevast hoge ogen. Zijn favorieten zijn: mutaties van merels en zanglijsters en een heel scala van kleine insectenetertjes, zoals kwikstaarten, oeverpiepers, paapjes (roodborst)tapuiten etc. en sinds een jaar of wat beflijsters.

John heeft achter zijn huis een langgerekt rechthoekig kavel. Dit stuk grond is bijna helemaal volgebouwd met volières. Alle kweekvluchten (zo’n 25 in getal) zijn langs de zijkanten en achterkant van de tuin gegroepeerd en het midden van dit alles is geheel overdekt met gaas, aldus nog een paar grote vluchten creërend waar de eigenaar gewoon tussen zijn geliefde vogels kan zitten en lopen. Het is in een van deze grote ruimtes (10 x 6 m.), die er uitziet als een kleine overdekte tuin, waar John in het voorjaar van 2005 een koppel beflijsters had zitten. De enige medebewoners van deze ruimte waren verder een koppel oeverpiepers, een koppel rouwkwikstaarten en een koppel tapuiten.

Eveneens in 2005 begon hij voor het eerst met deze soort en de lijsters waren nog jonge vogels, die pas een jaar eerder uit het ei gekropen waren. John, die behalve van vogels ook veel van planten houdt en er ook verschillende in zijn volières heeft aangeplant, deed al direct een interessante ontdekking: beflijsters zijn dol op groene planten en dan met name op een Mediterrane soort (Cerinthe major ‘purpurescens’). In de loop van enkele weken wordt deze dan ook vrijwel helemaal kaalgevreten. Of het door de planten komt of niet, de tijd zal het ongetwijfeld leren, maar begin mei begon de beflijster-man te baltsen voor de pop. John heeft het allemaal gefilmd en het is een vreemd gezicht om de man op het dak van een nestkast te zien zitten, waar hij zijn staart omhoogsteekt en uitspreidt als een trotse pauw. Tegelijkertijd buigt hij zijn kop helemaal naar beneden, zodat zijn snavel de bovenkant van de kast aantikt. Soms staat de vogel helemaal steil verticaal maar dan met de kop naar beneden. Ook op de grond maakt hij van deze pronkende bewegingen naar het wijfje toe. De vertoonde balts is totaal verschillend van die van de verwante merel en laat nog eens goed zien dat merel en ‘dominee-merel’, ondanks oppervlakkige overeenkomsten, toch heel verschillende vogelsoorten zijn.  

Tegenslag bij de kweek

Ergens in mei begon de beflijsterpop te slepen en een nest te bouwen in een houten, halfopen nestkast (zie foto). Ze legde vijf eieren en die bleken ook nog eens allemaal bevrucht ... Dat laatste is al een opmerkelijke prestatie, want de meeste liefhebbers met beflijsters zijn nooit verder gekomen dan vogels die onbevruchte eieren leggen.

Na veertien dagen kwamen er vijf jonge beflijsters uit het ei gekropen. John was in de wolken en de vogels voerden grote hoeveelheden maden en kleinere aantallen regenwormen aan hun jongen. Meelwormen zijn verschrikkelijk duur in Engeland en ook aan regenwormen in flinke hoeveelheden is hier moeilijk te komen, dus worden de jongen voor het grootste gedeelte met maden grootgebracht. Deze maden worden van tevoren niet gespoeld of gekookt, maar kruipen voor het voeren enkele dagen in maïsmeel. Wat verder heel opvallend is, en ook bij mijn weten niet in de literatuur wordt vermeld, is het feit dat de beflijsters hun jongen grote hoeveelheden plantendelen te eten geven.

Ook van andere lijstersoorten is mij niet bekend of ze hun jongen met groene planten voeren. Wat ik en ook anderen wel hebben meegemaakt is dat door te grote broeddrift de pop haar jongen nestelmateriaal in de bek gaat stoppen. Maar in dit geval was daar echt geen sprake van. Bekkenvol groenvoer werden door de jonge lijsters naar binnen gewerkt. De jongen groeiden voorspoedig op en begonnen al stoppels te krijgen toen er op een ochtend één dood op de grond lag. Op dat moment maakte zich een soort paniek meester van John. “I started to panic”, zou hij later verklaren. Omdat hij al heel veel jonge vogels probleemloos met de hand  had grootgebracht, besloot hij geen risico’s te nemen en de jonge beflijsters tezamen met enkele jonge merelmutanten van dezelfde leeftijd uit het nest te nemen en met de hand groot te brengen. Maar de pech bleef hem nu achtervolgen. Er gebeurde iets wat hem nog niet eerder was overkomen. Er bleek iets in het opfokvoer te zitten dat dodelijk is voor de jonge vogels, want zowel de jonge merels als de beflijsters stierven jammerlijk binnen een dag …

Een verschrikkelijke tegenslag die John maar moeilijk kon verwerken. Maar dan …De beflijsterpop begon opnieuw een nest te bouwen. 

Eindelijk succes

Weer werd er een nest in een nestkast gebouwd en ditmaal legde de pop drie eieren. Ook deze eieren bleken weer allemaal bevrucht te zijn. John zwoer nu dat hij ditmaal de jongen bij de ouders zou laten, wat er ook zou gebeuren.

Er werden drie jongen geboren en het circus van levend voer aanbieden begon weer. Een van de jongen bleek na verloop van een paar dagen een achterblijvertje te zijn, dat niet lekker meekwam met de andere twee. Uiteindelijk ging dit kneusje ook dood, maar de twee overgebleven jongen groeiden als kool. Ook nu weer maakte groenvoer een belangrijk deel uit van het opfokvoer. Opvallend was de donkere kleur van de veren bij de jonge beflijsters, veel donkerder dan die van een jonge merel van dezelfde leeftijd. De kenmerkende witte vlek op de borst ontbrak nog en zou pas tijdens de jeugdrui verschijnen. Op een leeftijd van ongeveer veertien dagen vlogen de twee jonge beflijsters uit en werden ze door beide ouders nog een week of twee gevoerd totdat ze helemaal zelfstandig  waren.

Het hele proces van nest bouwen, broeden en voeren van de jongen is door John uiteindelijk allemaal gefilmd, als ultiem bewijs dat het hem gelukt is: de kweek van de beflijster in gevangenschap!

Vrij snel nadat de twee jongen zelfstandig waren vielen beide oudervogels in de rui. De jongen ruiden zelf wat later en bleken twee mannen te zijn. John wist datzelfde jaar van een andere liefhebber uit Wales nog twee jonge poppen te krijgen en hij had toen de beschikking over drie onverwante koppels, waardoor zijn kansen op herhaling van een succesvolle beflijsterkweek nog verder zouden toenemen. Een van die koppels schonk hij in het najaar van 2005 aan mij, zodat ik het komend kweekseizoen een kans maak op het kweken van deze soort in Nederland. Vanzelfsprekend kijken hij en ik nu beiden reikhalzend uit naar het nieuwe kweekseizoen … 

De beflijster in de volière

Sedert eind september 2005 bezit ik dus een jong, onverwant koppel beflijsters, afkomstig uit Engeland. De vogels vliegen rond in een ruime vlucht van circa 30 m², die voor een deel begroeid is met dennetjes, coniferen en laurierkers. De enige medebewoners in deze ruimte zijn een koppel witte kwikstaarten en de bedoeling is om er in de toekomst nog iets als een koppel tapuiten bij te gaan houden. Wat meteen opvalt aan deze lijstersoort is de extreme tamheid. Van de twaalf soorten lijsters die ik momenteel houd zijn deze vogels, samen met de ’kastanjelijster’ (Turdus rubrocanus) en Grijskaplijster (Turdus hortulorum), echt de allertamste. Als ik door de volière van de beflijsters loop, komen ze gewoon naar mij toe gevlogen en blijven dan op een meter afstand wachten om te kijken of ik iets lekkers voor ze heb. Soms vliegen ze met hun eigenaardige snorrende vlucht zo dicht langs mijn hoofd dat ik de wind van de vleugels kan voelen. Opvallend is het verschil in lichaamsbouw: de pop rond en vol, de man vrij slank en dun. Toen ik daar eens iets over zei tegen de Engelsen, vertelden zij mij dat dit verschil in type of lichaamsvorm bijna altijd het geval was bij de vogels die zij tot nog toe gezien hadden.

De pas gearriveerde beflijsters schakelden moeiteloos over van dieet. In Engeland waren ze gewend aan hondenbrokken en bij mij kregen ze in eerste instantie legkorrels van Kasper Faunafood. Toen ik ze na verloop van tijd liet kiezen tussen pellets en hondenbrokken, bleken ze de laatste te verkiezen. Sterker nog: als ik meelwormen en brokken door elkaar op de grond strooide, aten ze liever eerst  brokken.

De al eerder genoemde Engelsen, en ook enkele gekende merelkwekers in Nederland, zweren bij hondenbrokken als basisvoedsel voor hun vogels. Voor mij reden om eens op zoek te gaan naar een goede hondenbrok. Het lastige van dit voer is dat het vrij grof is, wat een makkelijke opname bemoeilijkt, zodat men gedwongen is het voer eerst te weken. Van weken ben ik geen voorstander, omdat het voer hierdoor sneller bederft. Vooral bij warm weer is de kans niet denkbeeldig dat je vogels een voedselvergiftiging oplopen. Kleinere brokjes (voor puppies) bevatten weer extreem veel eiwit. Ik ben dus nog zoekende en kom hier in de toekomst zeker op terug.

In mijn volière blijkt de pop dominanter te zijn dan de man. Op het moment dat ik dit schrijf (eind december) onderhoudt ze een  duidelijk voedselterritorium, waarbij het voor de man behoorlijk lastig is om aan genoeg eten te komen. Ik heb dit gedrag eens een tijdje aangekeken en besloot toen een deur naar een lege, aangrenzende vlucht open te zetten en daar eveneens een voerplaats te maken, zodat de man niets tekort kwam. Dit verdedigen van een voerplaats is een vorm van gedrag dat we kennen van meerdere vogelsoorten in gevangenschap en in het wild. In de volière is het altijd aan te raden hier goed op te letten. Dit soort details kunnen van belang zijn, omdat een vogel door een klein tekort aan voedsel uit conditie kan geraken en dan ook vatbaarder wordt voor ziektes, parasieten e.d., met alle gevolgen van dien. 

Besluit

Tot zover mijn relaas over de beflijster, vooralsnog een zeldzame soort in gevangenschap. De verwachting is dat de aantallen wel wat toe zullen gaan nemen mits men erachter is wat de sleutelfactoren zijn voor een succesvolle kweek. Enkele zaken die bij de omschreven kweek opvallen, en misschien van belang kunnen zijn voor het met succes fokken van deze soort in gevangenschap, zijn o.a. een ruime volière met weinig begroeiing, zodat de vogels maximale vlieg- en loopruimte hebben. Verder geschikte groene planten (welke soorten moet nog uitgedokterd worden), géén concurrerende soorten zoals merels of andere lijstersoorten in dezelfde ruimte zetten en - last but not least - een goed harmoniërend fokpaar.

Ik hoop met dit artikel in ieder geval een eerste aanzet voor het houden en kweken van deze mooie lijstersoort te hebben gegeven en vanzelfsprekend zal ik het laten weten als ik erin mocht slagen deze soort in Nederland te kweken.  

Geraadpleegde literatuur:

Peter Clement en Ren Hathway – Thrushes, plaat 33, tekst pag. 346

J. del Hoyo, A.Elliot, D.Christie – Handbook of the birds of the world , volume 10, plaat 53, tekst pag. 647