Belangenbehartiging Europese Cultuurvogel

Welkom op de website van B.E.C.

De vereniging die opkomt voor het belang van de Europese Cultuurvogel en het kweken ervan.

Wilt u hier ook deel van uitmaken? Meld u dan nu aan als lid.

Inloggen kweker
Terug naar overzicht

Artikel

      

DE  EUROPESE  BIJENETER  (Merops apiaster)              door Jeu Smeets 

 

De Europese bijeneter is een zeer kleurrijk beestje uit de familie van de Meropidae, die verwant is aan  ijsvogels en scharrelaars. De seksen zijn gelijk gekleurd en niet van elkaar te onderscheiden. Wereldwijd bestaan zes en twintig soorten bijeneters, allemaal bijzonder gekleurde en slanke vogels. De snavel en staart geven deze vogels wat extra lengte, want ze zijn eigenlijk helemaal niet zo groot. Vliegend maken ze een zwaluwachtige indruk en lijken dan voor een toeschouwer ook vrij fors te zijn. De bijeneter staat niet op de rode lijst van bedreigde diersoorten ondanks het feit dat er toch veel gevaren loeren. Denk bijvoorbeeld aan de jaarlijkse heen- en terugreis naar/van de overwinteringsgebieden. Deze gebieden bereiken ze bijna zonder uitzondering in een trektocht over land, via het midden-oosten, waarbij de regio Israël dienst doet als pleisterplaats. Dit om de vetreserve wat aan te vullen. In het wintergebied worden ze echter door de imkers als zeer schadelijk ervaren en massaal afgeschoten.    

Algemene informatie

In hoofdzaak komen de bijeneters voor, en broeden ze, in de klimatologisch gematigde gebieden van Zuid Europa, Noord Afrika en het westelijke deel van Azië (in de volksmond Klein Azië). Om te overwinteren leggen ze behoorlijke afstanden af om Sri Lanka, tropisch Afrika en India te bereiken. Medio/ begin mei keren ze terug naar hun broedgebieden, die net als bij de ijsvogels, zanderige steile wanden zijn waarin ze hun tot twee meter diepe holen, met kraamkamer, kunnen graven. De holen zijn liggend ovaal, d.w.z. ze zijn  ± 6 cm. hoog en 9 cm. breed. Verder nestmateriaal wordt niet gebruikt, alleen de vleugels van vlinders, libellen en ander vliegend spul.

Vermoedelijk door de opwarming van onze regio zijn ze nu een beetje noordelijker doorgedrongen. Voorheen kwamen ze niet verder dan het Loiregebied en zuidelijker. Dit jaar broeden ze met enkele paren in de buurt van Roermond.  

Leugene Faasen (lid EKVV’51): De bijeneter is bij uitstek een koloniebroeder die zich als eenling op een plaats niet thuis voelt. De eerste melding van de vogels kwam op 1e Pinksterdag, 23 mei. Ze werden waargenomen tussen Buggenum en Neer. Diezelfde dag, later op de middag, kwam er een melding van vijf vogels tussen Vlodrop en Roermond. In die buurt zijn ze blijven hangen omdat op een rustige plaats door afkalving langs de Roer, als gevolg van het vrije meanderen van dit riviertje, steile wanden waren ontstaan in een grondsoort die ideaal is om nestgangen te graven en omdat zich in de buurt een klein vennetje bevond waar de nodige libellen rondvlogen. Rond het Roerdal is trouwens veel bloeiend plantenmateriaal te vinden wat op zich weer bijen en hommels aanlokt en dat is, zoals de naam al aangeeft, het hoofdvoedsel voor de bijeneter. Omdat wij aanvankelijk dachten met één paar van doen te hebben was dat vreemd voor ons. Begin juni werd begonnen met graven en eieren afzetten. Bij de daarop volgende broedperiode kon je soms uren wachten om een glimp van een bijeneter op te vangen. Na ongeveer een week werd het tweede koppel ontdekt op ongeveer 200 meter afstand. Het vreemde was dat dit koppel geassisteerd werd door een derde vogel en dus waren er vijf volwassen vogels aanwezig. Het eerste koppel bracht drie jongen groot en het trio vier jonge vogels. Na enkele weken kwamen de jonge vogels naar de ingang van het hol om het voedsel van de ouders te bemachtigen. Bij het eerste koppel viel trouwens één jong uit het nest en dankzij goede waarneming was deze snel weer teruggeplaatst. Begin augustus waren alle jongen uitgevlogen en 14 dagen later waren ze vertrokken. Een dag na het vertrek werden elders in Midden-Limburg 12 bijeneters gesignaleerd: vijf oude en zeven jonge vogels (?) Uniek in Nederland is dat deze vogels gebroed hebben tussen de ijsvogels en de oeverzwaluwen in. Wij wilden aanvankelijk de locatie geheimhouden, maar toen eenmaal enkele vogelaars op de hoogte waren, was er geen houden meer aan en was er vrij veel belangstelling, want ze staan allemaal met elkaar in contact. Hiervóór (1964) was in Limburg het laatste broedgeval van een bijeneter in Heythuysen en dat is hemelsbreed niet veel meer dan een tiental kilometers van de huidige broedplaats. Alles overziend heb ik veel plezier beleefd aan de waarnemingen van deze vogels, die graag enige afstand tot mensen bewaren maar over het algemeen niet schuw zijn. 

De lengte van de vogel is ± 28 cm. inclusief de lange puntige snavel en de twee lange middenstaartveren. Het zijn vogels van het open landschap in de buurt van water, vaak rivieroevers, met een wisselend bomenbestand.

Wat zijn voedsel betreft doet de bijeneter zijn naam eer aan. Hij eet in hoofdzaak stekende insecten zoals bijen, horzels, wespen, libellen, vlinders en sprinkhanen, die ze in volle vlucht vangen. Met zo’n menu zou je denken dat de vogels immuun zijn voor de steken, maar niets is minder waar. Ze verwijderen de angels van deze beestjes door die herhaaldelijk plat te drukken op een harde ondergrond. Het vermoeden bestaat dat de vogel ongeveer twee- tot driehonderd bijen per dag verorbert.

Maar ook kleinere kikkertjes en hagedisjes staan met een hoofdletter op zijn menu.  

Zoals gezegd zijn het kolonievogels die hun vijf tot acht, bijna kogelronde, witte eieren begin juni leggen in de lange pijp die ze gegraven hebben. Man en pop broeden om de beurt tot na ± 22 dagen de jonge vogeltjes uitkomen. Na enkele weken komen de jongen naar de voorkant van het hol om het voedsel van de ouders aan te nemen. Na het uitvliegen, na ongeveer 30 dagen worden ze nog een week of drie door de ouders gevoerd totdat ze volledig zelfstandig zijn en dat is pas het geval als de jonge vogels uitgegroeid zijn tot zeer behendige vliegers. Ze hebben vermoedelijk slechts één broedsel per jaar.  

Het houden en kweken in gevangenschap

De bijeneter kan in een grote volière gehouden worden in gezelschap van andere vogels, als men in acht neemt dat het een koloniebroeder is en men dus over twee paartjes kan beschikken. Ze roepen zeer veel in gevangenschap maar die roep is niet al te luid of storend. De volière moet groot zijn en enigszins beschut, of gedeeltelijk onder dak zijn. De vlucht moet spaarzaam beplant zijn en een rechtopstaande leemwand hebben waarin holen tot twee meter gegraven kunnen worden. Ook kunstmatige broedholten in zandwanden worden wel gebruikt. Verder moeten de vogels vorstvrij kunnen overwinteren. Als voedsel wordt een goed universeelvoer aanbevolen, aangevuld met kwark, gekookt ei en stukjes runderhart. Verder staan meelwormen, bijen, nachtvlinders, krekels en sprinkhanen op het menu. De jonge vogels lijken op de ouders maar zijn van boven groen en missen de  verlengde staartveren. 

Vraagprogramma

De bijeneter staat in het T.T.vraagprogramma van alle bonden. De wettelijk voorgeschreven ringmaat is 4.0 mm. Dit lijkt mij redelijk. In Duitsland is de officiële ringmaat 3.5 mm. Maar door de bonden wordt dat als te klein ervaren en daarom wordt daar ook 4.0 mm. geadviseerd. Echter, om de jonge vogels te kunnen ringen moet je wel extra kunstjes uithalen om bij de jongen te komen die aan het einde van een twee meter lange holte zitten.

Mogelijk biedt de methode van Ton en Annie Bouten uit Grubbenvorst (voor hun ijsvogels) enig soelaas. Dit heb ik ooit eerder beschreven in een artikel (de kweek met de ijsvogels), dat is te vinden op de website van BEC.