Belangenbehartiging Europese Cultuurvogel

Welkom op de website van B.E.C.

De vereniging die opkomt voor het belang van de Europese Cultuurvogel en het kweken ervan.

Wilt u hier ook deel van uitmaken? Meld u dan nu aan als lid.

Inloggen kweker
Terug naar overzicht

Artikel

      

VELDLEEUWERIK – Alauda arvensis  Door: Jos Smeijers

Leeuweriken (Alaudidae) vormen een familie uit de orde van zangvogels (Passeriformes). De familie telt 98 soorten. De leeuweriken vormen als familie een goed te definiëren groep binnen de zangvogels met duidelijke gemeenschappelijke kenmerken. Traditioneel en nog steeds in veel vogelboeken en naamlijsten, worden ze aan het begin geplaatst van de orde van de zangvogels, in de buurt van de zwaluwen, de kwikstaarten en de piepers.Uit DNA-onderzoek naar de taxonomie van de vogels blijkt dat de leeuweriken minder verwant zijn met deze families, maar dichter staan bij de families buidelmezen en baardmannetjes. Gewoonlijk ziet men leeuweriken als ze al vliegend hun gezang laten horen. Ze nestelen op de grond. Door hun eenvoudig aardekleurig verenpak vallen ze daar nauwelijks op. Leeuweriken lopen of rennen, maar hippen niet. De lengte van de familie gaat van klein, 11 cm (zwartkruinvinleeuwerik) tot middelgroot, 19 cm (kalanderleeuwerik). Ze eten zowel insecten als zaden. Sommige leeuweriken lijken veel op gorzen, maar ze hebben dunnere snavels en ze zijn met deze familie niet nauw verwant. Een volwassen veldleeuwerik heeft een formaat tussen de 15-18 cm, de lengte zit tussen die van een huismus en een spreeuw. De vogel heeft een korte kuif, die hij plat kan leggen. In tegenstelling tot die van de kuifleeuwerik zit deze meer achteraan en is ze korter. Bij de jonge vogel is de kuif minder ontwikkeld, en is de schubtekening op de veren opvallend. De kop en de borst zijn donkerbruin gevlekt. De vogel heeft een puntige, forse snavel en een bruingeel verenkleed met een bijna zwarte bestreping. De borst is scherp getekend met (gevlekte) strepen. De bruinzwarte staart is redelijk lang en in de vlucht zie je twee witte banden aan de buitenste zijde van de staartpen. Onderaan de vleugels is er een witte band. Het is een onopvallend gekleurde vogel, maar is makkelijk te herkennen aan de zang en de manier van vliegen. De vogel stijgt al zingend op tot grote hoogte, blijft dan cirkelend rondvliegen, om vervolgens weer naar beneden te vliegen, waarbij de laatste meters met gesloten vleugels vallend afgelegd worden. Ook in de vlucht worden de vleugels telkens even gesloten waardoor een typerende vlucht ontstaat. Hoewel de vogel plaatselijk nog heel talrijk is, is de veldleeuwerik de laatste decennia sterk achteruit gegaan. De achteruitgang in aantal is vooral merkbaar in agrarisch cultuurland. Veldleeuweriken broedden sinds 1980 vooral in natuurgebieden zoals heidevelden. Als gevolg van gewijzigd grondgebruik, waterpeilverlaging en hoge maaifrequentie is het cultuurland ongeschikt als broedgebied geworden. De veldleeuwerik trekt in oktober en november massaal weg, en keert rond februari of maart weer terug. Een klein aantal vogels blijft echter ook overwinteren.

Broedtijd

De veldleeuwerik was vroeger één van de meest algemene broedvogels in heel  Europa. De veldleeuwerik is een soort die voorkomt in het open landschap. Ze broeden in graslanden vaak langs slootkanten. Vanaf april wordt het zelf uitgekrabde, tot 7 cm diep, nestkuiltje gemaakt, goed verborgen op de grond, maar wel in het open veld. Het nest wordt door het vrouwtje met fijn plantenmateriaal bekleed. Het legsel bestaat uit drie tot vijf witte/lichtbruine eieren met donkergrijze of donkerbruine vlekjes.Na twee weken broeden komen de eieren uit en al acht dagen later zijn de jongen flink genoeg om uit het nest te stappen. Nog weer tien dagen later kunnen ze vliegen. Dat is een maand plus één dag om een complete vogel te maken. Zijn voedsel bestaat uit insecten, spinnen, slakken, wormen, duizendpoten, ook graszaden en onkruidzaden, groene grassprietjes en kiemplantjes.

Zang

Als de natte sneeuwbuien nog over het land sluieren, laten de leeuweriken zich al horen. Ze komen terug uit het zuiden en brengen de lente mee. Zingend en wel trekken ze over onze hoofden naar hun broedgebieden. Hij zingt, hoog in de lucht, met niet aflatende energie, fladderend en uitdagend. Als één van de weinige zangvogels heeft deze soort bij het ten gehore brengen van de zang helemaal geen behoefte aan een verhoging, zoals een paal, struik of boom. De veldleeuwerik kan zingend klimmen tot wel honderd meter. Die luchtaria’s duren lang, het gemeten record ligt op 56 minuten. Veldleeuweriken stijgen in de broedtijd overdag geregeld op en laten dan hun helder klinkend lied horen, terwijl zij hoog in de lucht op een vaste plaats stilhangen. Doordat zij vanuit een hoge post in de lucht zingen, is het geluid tot ver in de omtrek te horen.

 Oorzaken achteruitgang

De oorzaken van het wegblijven van de veldleeuwerik zijn niet overal even duidelijk. In de duinen is de achteruitgang waarschijnlijk te wijten aan de verruiging met steeds meer struikgroei en gras. Door ziektes zijn er te weinig knabbelende konijnen. En de duinen worden besmet vanuit de lucht, de zogenaamde zure regen. Daar wil de veldleeuwerik niet leven want hij houdt van ruim en open. Op de heide is ongeveer hetzelfde aan de hand. Ook weer die voedselrijke regen, te weinig schapen om het landschap kaal te houden. Op het platteland ligt het heel wat duidelijker. De landbouw is op grote schaal en grondig veranderd. Die intensivering heeft zich ook afgespeeld in weilanden. Op de akkers heeft de eentonigheid toegeslagen. Wel meer maïs en wintergranen over grote percelen, maar minder kruidenrijke akkerranden en zomergraan en minder zandwegen. Door het afnemen van bloemen en kruiden vindt de veldleeuwerik steeds minder insecten. De graanpercelen worden vóór de winter omgeploegd, dat betekent minder stoppelvelden met zaden in het winterhalfjaar en minder akkerkruiden. Ook insecticiden en herbiciden hebben hun werk gedaan. Dat betekent overal minder te eten voor de veldleeuwerik en zijn jongen. Voor kruidigheid en bloemenweelde is geen plaats meer. Eiwitrijk voedergras heeft voorrang. De goed bemeste graslanden worden veel vaker dan vroeger gemaaid, en wel met grote machines en tot op de laatste vierkante meter. Nestjes van veldleeuweriken zijn in dit maairegiem kansloos. Het toepassen van nestbescherming is praktisch onmogelijk, want de nesten zijn nauwelijks te vinden. Vooral de tweede en derde broedsels, waarmee de veldleeuwerik gewoonlijk het meeste succes heeft, moeten het ontgelden.

Onveilige trekroute

Ook op hun trektochten zijn veldleeuweriken niet veilig. In landen als Frankrijk, Italië, Griekenland en Spanje mogen ze nog steeds gevangen worden. Dit kost miljoenen leeuweriken het leven.

Kweekervaringen

Wie met veldleeuweriken wil gaan kweken, moet toch eerst enkele punten in acht nemen. Vooreerst moet de volière of kweekbox voldoende groot zijn en zeker hoog genoeg. Ze hebben de natuurlijke neiging om recht omhoog te vliegen, daarom overdekken sommige kwekers hun volière met een net, om schedelkwetsuren te voorkomen. Maar wanneer je ze voorzichtig benadert zullen ze rustiger worden en minder neiging vertonen om op te vliegen. Je kunt je volière best aanplanten met wat struiken, ze bouwen hun nest immers altijd in de omgeving van een struik, een steen of een aardkluit. Ook kan je één of meerdere stenen of keien in je volière leggen, van waaruit ze hun lied kunnen zingen. Belangrijk is natuurlijk ook dat je een koppeltje bezit. Om 100 % zeker te zijn laat je best een DNA-onderzoek doen, maar ervaren kwekers zien meestal wel het verschil tussen pop en man. In de broedtijd zal de man zijn geslacht verraden door zijn gezang, maar hij heeft ook intensievere kleuren en een zeer duidelijke afscheidingsband op de borst (als pop en man naast elkaar zitten, zie je dit het best). Ook is de man meestal forser van bouw. Er zijn zelfs kwekers die hun vogels wegen: poppen wegen in de natuur minder dan 35 gram, mannen meer dan 35 gram. Ook zou er een verschil zijn in vleugellengte: bij de poppen is de lengte van de vleugelbocht tot aan de tip van de vleugelpen 98 mm tot 106 mm en bij de mannen 106 mm tot 118 mm. Het geslacht zou je ook kunnen bepalen door de achterste teen naar het knietje te halen, komt de nagel verder dan de knie is het een man, is de nagel ongeveer gelijk, is het een pop. Ze graven een uitholling in de bodem en hebben enkel wat grashalmen en mos nodig om het nest af te werken, waarin dan een 4-tal eieren worden gelegd. Na een broedperiode van 12 dagen komen de eieren uit. Bij het verlaten van het nest, na een 10-tal dagen, kunnen ze nog niet vliegen en hebben een onvolgroeide staart. Ze zijn zelfstandig na ongeveer 21 dagen. De rui begint na 30 dagen (volledige rui). Gedurende het jaar geeft men ze een wildzangmengeling, eivoer, insectenpaté, meel- of buffalowormen en/of pinkies. Zeker ook grit en maagkiezel geven, de leeuwerik pelt zijn zaden niet maar slikt ze gewoon door. Wanneer ze jongen hebben, zou men regelmatig levend voer moeten geven, maar in kleine hoeveelheden. De oudervogels zouden immers de jongen, die niet sperren omdat ze voldaan zijn, uit het nest verwijderen omdat ze deze dan zien als vreemde voorwerpen. Het is dus een hele uitdaging om deze mooie vogel in een volière te hebben en er bovendien mee trachten te kweken!