Belangenbehartiging Europese Cultuurvogel

Welkom op de website van B.E.C.

De vereniging die opkomt voor het belang van de Europese Cultuurvogel en het kweken ervan.

Wilt u hier ook deel van uitmaken? Meld u dan nu aan als lid.

Inloggen kweker

Kweekverslag

Terug naar overzicht
   

Mijn eerste kweek met de Europese bijeneter (Merops apiaster)                   door Jan Walma, Urk 

   De Europese bijeneter is een zeer kleurrijke vogel, ongeveer even groot als de merel.

Wat zijn gedrag betreft lijkt hij op de zwaluw. Hij kan uren in de zon zitten wachten en poetsen.

Ook zijn vlucht lijkt veel op die van de zwaluw. Dit heeft als nadeel dat hij in een volière als onhandige vlieger overkomt. Wel is het zeker een vogel die tot de verbeelding van velen spreekt.

   

De bijeneter komt ook regelmatig in Nederland als zomergast, maar men ziet vaak maar een enkel paartje. Ze brengen af en toe een nest jongen groot, hoewel het een subtropische vogel is. Het voedsel in de natuur bestaat uit wespen, bijen, hommels, kevers, vlinders, libellen en sprinkhanen. De bijeneter is een echte koloniebroeder. De kolonie kan uit enkele tot vele tientallen paren bestaan. Het broeden vindt plaats van mei tot in juli. Het legsel bestaat gewoonlijk uit vijf tot zes witte eieren, die worden gelegd in een broedhol aan het einde van een gang, die door de vogels zelf wordt gegraven. De broedduur is 22-24 dagen en de jongen blijven ongeveer een maand in het nesthol. 

Toen ik enkele jaren geleden te horen kreeg dat iemand bijeneters te koop had, was ik er snel bij. Ik nam contact op met de kweker en ik besloot de vogels over te nemen, aangezien de prijs mij ook niet tegenviel. Het gaf een bijzonder gevoel om zulke mooie vogels te hebben. Net voor ik in 1981 lid werd van de NBvV stond er een kweekverslag in het maandblad van de bond. Daarin stond dat Duitse kwekers met veel aandacht en doorzettingsvermogen erin slaagden deze juweeltjes te kweken en dat sprak mij buitengewoon aan.

Ik was vast besloten om ook mijn vogels aan het kweken te krijgen. Het begon met de bouw van een volière, die aan enkele eisen moest voldoen: ruimte voor een broedwand, enige beplanting die insecten aantrekt, volop zonlicht, beschutting tegen wind en regen.

In de winter ben ik aan het bouwen gegaan, veelal onder de bouwlamp. De ren was aan één zijde voorzien van glasheldere damwandplaat, zo ook het dak. De vogels zouden dan al in het vroege voorjaar in de luwte en in de zon kunnen zitten. Ze konden dan al eind maart, begin april, naar buiten en een beetje nachtvorst kon geen kwaad, als de ren maar weer snel opgewarmd  

Het bouwen van de broedwand is een verhaal apart. De achterwand is gemaakt van hardhouten planken, zodat er enige ruimte achter de wand is. Aan de voorkant en aan de zijkant bestaat de wand uit lavabrokken met daartussen flugsand. Dit is een korrelige massa, die vrij hard wordt bij opdrogen. Op ca. 1 mtr. hoogte heb ik enkele kunstmatige nestgangen en holen gebouwd van beton (flugsand met betonmortel). Voor de broedholtes maakte ik met een bal een kuiltje in het flugsand. Vervolgens stopte ik een ballon in een plastic zak en legde die in het kuiltje. Ik overdekte dit met specie met uitsparing van een klein vierkantje.

Dit laatste overdekte ik met een plastic zak, waarover specie kwam. Ik legde er een buis tegenaan (dit was het begin van de gang), eveneens gehuld in een plastic zak. Na enkele dagen werd de buis er uitgetrokken en was de ballon in de broedholte half leeggelopen. Die kon er dus ook uit. Vervolgens werd de tunnel verlengd met buizen. Het voordeel van deze tunnels en broedholtes is, dat de bodem bestaat uit flugsand en de vogels daardoor geen last ondervinden van stoffen uit cement. Via het deksel is nestinspectie mogelijk. Toen de tunnels droog en hard waren, werden ze ook weer met flugsand afgedekt, zodat ze goed ondergronds kwamen te zitten. Dit is nodig voor de temperatuur- en vochtregulatie in de broedholtes.

Vol goede moed zag ik het voorjaar tegemoet, maar er gebeurde niet veel. De vogels waren wel luidruchtig, maar daar bleef het bij.

In de winter van 2003-2004 stopte ik de gangen van de kunstmatige tunnels dicht met flugsand, omdat de vogels zelf een gang graven. Ze brachten in een onverwarmd binnenhok de winter door, wel met een temperatuur boven de 0 graden.

Ik zag aan de kleur van de ringen dat zich enkele vaste koppels vormden. Ze sliepen dicht tegen elkaar aan. Het eerste jaar werd er geen aanstalten gemaakt om te broeden, maar dit jaar werd er begonnen met twee poppen en vier mannen. In mei sneuvelde er één man, waarschijnlijk door de komst van een sperwer. 

In april gingen de vogels naar buiten. Eind mei zag ik dat er in de gangen was gegraven en ik was de koning te rijk. Elke dag werden de gangen dieper en de snavels korter, ondanks de inmiddels bikkelharde consistentie van het flugsand. De snavel van een van de mannen was wel 3 cm. korter geworden en uiteindelijk helemaal recht afgesleten. Het zag eruit alsof de snavel halverwege was afgeknipt. Elke keer als ik bij de volière kwam telde ik en toen er op 10 juni nog steeds vier stuks te zien waren, wist ik dat er één vogel in de broedholte zat. Enkele dagen later zaten er nog maar drie vogels …

Ik kreeg het druk met het klaarmaken van een uitgebreide voedselvoorraad. Met mooi weer liep ik dagelijks langs de “insecten-snackbar” van het (biologisch akkerbouw-)bedrijf waar ik werk. De “snackbar” is een rand van 3 mtr. breed, die ingezaaid is met Phacelia en Luzerne etc. en dit heeft een enorme aantrekkingskracht op hommels, bijen, vlinders en motten. Het stond om alle gewassen heen. Met mijn schepnet haalde ik hier zakken voer op. Ik zocht ook diverse veldjes op met oud gras om daar sprinkhanen en libellen te vangen. En zo was ik druk in de weer om een zo groot mogelijke variatie aan voedsel te verzamelen.

De duur van de broedtijd van mijn vogels was niet exact na te gaan en de begindatum was niet bekend, aangezien ik niet wist of de dag van verdwijnen ook de eerste broeddag van de pop was geweest. Ik wilde niet kijken om niet te storen. Intussen was ik wel druk bezig met het bestuderen van allerhande literatuur en was ik aan het berekenen wanneer de eieren uit zouden komen. 

Na ca. 25 dagen besloot ik toch maar eens te gaan kijken. Ik scheen met een kleine zaklamp in de nestgang. Ik zag steeds vogels achterin, maar verder niets bijzonders. Vanaf begin juli controleerde ik dagelijks even met een zaklampje en een spiegel op een stokje. En zo kon ik constateren dat er in het nesthol eieren lagen onder een broedende pop. Van het andere nesthol wist ik niets, want dat lag te diep. De lengte van een nestgang was 110 cm. en de totale lengte 140 cm., dus de ketel was ca. 30 cm. Ø. Het andere nesthol zat 70 cm. diep en met de ketel erbij totaal 1 mtr. diep. Echte nestcontrole was hier dus niet mogelijk.

De rillingen liepen over mijn rug toen ik op 10 juli geluidjes hoorde komen uit de nestgang. Ik vroeg me af of ik het wel goed gehoord had. De volgende dag besloot ik de ketel open te maken om eens te kijken. Ik moest hakken want het los gestorte flugsand was zo hard als beton. Ondanks het kabaal bleef de pop gewoon in het nest. Na 20 minuten haalde ik het deksel eraf en … zag ik de pop naast twee stoppelige jongen zitten. Verder waren er veel braakballen, vleugels van libellen en poten van sprinkhanen. Ik heb de jongen geringd met ringen van 3.8 mm. en daarna het deksel er weer snel op gelegd en het geheel heb ik afgedekt met flugsand. Wat mij opviel was dat het flugsand op de bodem van de nestholte vochtig was.  

Het werd een spannende tijd voor mij en toen ik op 28 juli een jonge bijeneter in de nestgang zag, was ik erg opgelucht! Het beestje leek haast op een stekelvarken. De veren waren ter bescherming omhuld.  Op 3 augustus zag ik twee jongen zitten. Hun kleur scheen al door de stoppels heen. Op 12 augustus zat er een jong ca. 40 cm. van de uitgang verwijderd, maar de volgende dag was het zover: één jong vloog uit en een dag later kwam het volgende. Ze waren nog wat bleek van kleur maar zaten goed in het vlees.

Na ca. drie weken heb ik ze, samen met de oude, in een andere volière gedaan. Dat bood een betere beschutting.

In oktober gingen de bijeneters, samen met de hoppen, in een nieuwe binnenkooi, waar ze vorstvrij konden overwinteren. Het voedsel van de bijeneters bestaat in de winter voor 90% uit meelwormen, de overige 10% bestaat uit diepvries bijen en hommels, moriowormen, buffalowormen, krekels en sprinkhanen. Bijeneters en hoppen halen hun vocht uit insecten en ze drinken nooit. De meelwormen voer ik zeer divers met o.a. lundikorrel, legkorrel, paardenbloemblad. Enkele dagen voor de meelwormen aan de vogels worden gevoerd, krijgen de wormen Aves meelwormenvoer, Carmix en Gistocal. Ook bestrooi ik ze regelmatig met Spirulina. Allemaal voor een goede conditie van de vogels! 

Bijna aan het eind van mijn relaas moet ik jammer genoeg melden dat een van mijn mannen is overleden aan een zwelling in het gehemelte. Ik heb dus nu nog twee oude koppels en één jong koppel over. Na enige aanpassingen in de vlucht, ga ik het dit jaar weer proberen!