Belangenbehartiging Europese Cultuurvogel

Welkom op de website van B.E.C.

De vereniging die opkomt voor het belang van de Europese Cultuurvogel en het kweken ervan.

Wilt u hier ook deel van uitmaken? Meld u dan nu aan als lid.

Inloggen kweker

Kweekverslag

Terug naar overzicht
   

KWEEKERVARINGEN 

MET  DE  BEFLIJSTER  (Turdus t. torquatus)  IN  NEDERLAND       

door Robert Paul Naeff 

Inleiding

In een vorig artikel heb ik al vrij uitgebreid aandacht besteed aan de kenmerken en gewoontes van de beflijster in het wild. Nu iets over deze vogel in gevangenschap.

De beflijster behoort tot de lijstersoort en is verwant aan bekende lijstersoorten als: merel, zanglijster, grote lijster en kramsvogel. Hij broedt o.m. in de berggebieden en hooggelegen delen van Europa en eigenlijk alleen op doortrek in Nederland wordt hij waargenomen. Heel soms komt de soort ook tot broeden op zeeniveau , o.a. in de fjorden van Scandinavië.

Man en pop zijn goed te onderscheiden van elkaar. De man is bijna zwart van kleur, met gezoomde veerranden en een opvallende witte halve maan op zijn borst, de pop is meer bruinachtig, eveneens met gezoomde veerranden en een meer beigeachtige vlek op de borst. De snavel is geelachtig en de poten donkerbruin.

De beflijster wordt al enige tijd gehouden in volières o.a. in Engeland, maar de kweekresultaten waren tot voor kort nog niet om over naar huis te schrijven. Kon ik vorige keer alleen schrijven over de kweekervaringen van een vriend in Engeland, ditmaal kan ik verslag doen van een “gelukte” kweek in Nederland. Tussen aanhalingstekens, zoals u ziet, want het einde van het kweekseizoen verliep nogal dramatisch. Maar laat ik niet op de gang van zaken vooruit lopen en bij het begin beginnen. 

Huisvesting en voedsel

In het najaar van 2005 kreeg ik uit Engeland een onverwant beflijsterkoppel. Beide vogels waren jonge dieren van kweekjaar 2005. Ik plaatste ze in een ruime volière van 30 m2 met nog een afgesloten aanbouw van circa 10 m2. Die aanbouw kwam goed van pas toen de vogels op het eind van de winter almaar onverdraagzamer werden. Maar hierover later meer.

De vlucht meet 4,50 x 7,00 m. en is 2,20 m. hoog. De volière ligt onder hoge sparren en ligt dus behoorlijk schaduwrijk. Niet ongunstig voor een soort die in de bergen leeft en dus waarschijnlijk niet erg gesteld is op al te hoge temperaturen. Slechts twee zijden van deze vlucht zijn enigszins afgeschermd en ook het grootste gedeelte van de bovenkant is gewoon open en hier heeft het weer dus vrij spel. Wel zit er vrij veel beplanting langs de zijkanten en aan de achterkant. Die beplanting bestaat uit coniferen, dennen, klimop en laurierkers. Het enige gezelschap van de vogels in deze ruimte bestond uit een koppel koperwieken, die duidelijk gedomineerd werden door de grotere beflijsters.

De vogels kwamen de winter goed door en hadden ogenschijnlijk weinig last van koude of regen. Wel moest er een aangrenzend deel van de volière(12 x 1,50 m.) worden opengezet, omdat de pop een voedselterritorium ging bezetten en de man er nauwelijks meer aan te pas kwam. Door op twee ver van elkaar verwijderde plaatsten voer aan te bieden werd dit probleem opgelost. In eerste instantie werd er Kasper Faunafood  legkorrel gegeven, later veranderde ik dit in Royal Canin Junior puppybrokken (eiwitgehalte 34 %). Die brokjes werden met graagte gegeten en de vogels kwamen in superconditie, maar zorgden later in het broedseizoen bij, met name, de merels en verschillende lijstersoorten voor problemen in de vorm van enigszins oververhitte en oversexte mannen … De brokken verving ik dan ook in het broedseizoen door Kenner Exquise Senior (eiwitgehalte 22%), eveneens hondenbrokken. Fruit werd maar sporadisch gegeten. Meelwormen werden door de pop categorisch geweigerd, maar wel door de man gewaardeerd. Maden en gewone wormen werden door beide vogels met graagte aangenomen.

Het voorjaar

Het voorjaar brak aan en het gedrag van de vogels begon te veranderen. De man begon al in maart mooi te fluiten, meestal op een hooggelegen plaats in de vlucht. Ook het uiterlijk van de vogels onderging een kleine verandering. De snavel van de man kleurde van zwart naar gedeeltelijk geel en ook de pop kreeg in plaats van een donkerbruine snavel een geelachtige bek.

Was de pop gedurende de hele winter de baas geweest in de volière, nu werden de rollen omgedraaid en kreeg de man het steeds meer voor het zeggen. Van tijd tot tijd jaagde hij met flinke snelheid achter haar aan en er waren wat schermutselingen zonder dat de vogels echte averij opliepen. Op een gegeven moment was de man de pop echter helemaal de baas en de snelheid van de achtervolgingen nam steeds angstaanjagender vormen aan.

De 7 m. lange vlucht met een aanbouw van 12 m. gaf de vogels dus een kleine 20 m. om echt een heel hoge vliegsnelheid te bereiken. Een mooi, maar tegelijk ook beangstigend gezicht. Toen de veren in het rond stoven en de beflijsterman ook het nest van de koperwieken keer op keer uithaalde, wist ik dat het tijd werd om hem af te scheiden van de pop.

 

De kweek vangt aan

Enkele weken zaten man en pop gescheiden en op een gegeven moment constateerde ik dat ze vaak vlak bij elkaar aan weerskanten van het gaas zaten, zonder dat ze enige agressie jegens elkaar vertoonden. De man floot nog altijd het hoogste lied en het was een mooi gezicht om hem bovenin een boompje te zien en te horen zingen. Begin mei zette ik de deur tussen de twee ruimtes open en de vogels vlogen weer samen in het rond.

Ik had de pop al wel eens een sprietje of takje op zien pikken, maar dit gedrag zette niet door, zodat ik al begon te vrezen dat ik hetzelfde ging meemaken als andere liefhebbers: een stel vogels blijkt perfect in conditie en toch wordt er geen nest gebouwd.

De maand mei was al een aardig eind gevorderd toen ik de pop eindelijk betrapte met een enorme bos nestelmateriaal in haar bek. Ze had het oude koperwiekennest, hoog achterin tegen een dichte wand, uitgekozen als nestelplaats. Onafgebroken van ’s ochtend tot ’s avonds was ze aan het slepen met droog gras, mos en takjes en in twee dagen tijd werd er een merelachtig nest gebouwd. De man was af en toe wat opdringerig, maar verstoorde de nestbouw niet, zoals mijn merelmannen wel vaak doen.

Toen het nest klaar was moest ik een moeilijke beslissing nemen: de man erbij laten met het risico dat hij de eieren zou stukpikken, of de pop het alleen op laten knappen. Ik besloot tot het laatste.

Het scheiden van man en pop heeft zijn voor en tegen. Een voordeel is, zoals gezegd, dat de man de eieren of jongen niet kan beschadigen en dat de pop alle rust heeft. Een nadeel is dat de pop, omdat ze alleen is, met erg koud weer toch gedwongen is van het nest af te gaan om voer te halen en dan kunnen de jongen afkoelen. Een ander nadeel is dat als de jongen op uitvliegen staan, de pop vaak een tweede ronde wil beginnen en - omdat de man er niet bij is -onbevruchte eieren gaat leggen en/of de jongen niet meer wil voeren tijdens het broeden. Natuurlijk is dit op te vangen door de jongen van het eerste nest met de hand groot te brengen. Ik heb dit heel vaak gedaan, maar heb er na al die jaren gewoon geen zin meer in. Het is heel veel werk en eerlijk gezegd vind ik het ook veel mooier als de oudervogels alles van het begin tot het einde alles zelf doen. Ik besloot dus om de pop het alleen te laten opknappen. “Dan maar wat minder jongen. Eerst maar eens de eerste beflijster op stok zien te krijgen”, was mijn gedachte. 

Eieren en jongen

Op 25 mei  werd het eerste beflijsterei gelegd. Precies een dag ervoor had ik de man apart gezet door de deur naar de aangrenzende vlucht te sluiten. “Grote kans dat alle eieren bevrucht zijn”, dacht ik nog.

Iedere dag werd er een ei gelegd en op de 28e mei begon de beflijsterpop te broeden op vier eieren. De eieren leken wat op mereleieren, hoewel wat minder groen. De basiskleur is wat meer blauwachtig. De pop broedde voorbeeldig en een kleine twee weken later kwamen er drie eieren uit, gevolgd door het vierde een dag later.

Toevallig had ik rond dezelfde tijd een koppel zwartborstlijster (Turdus dissimilis) met twee even oude jongen. Om het risico enigszins te spreiden besloot ik om één jonge beflijster van een dag oud in het nest van de zwartborst te leggen. Mocht de beflijsterpop er niks van bakken, dan had ik altijd nog een jong over.

Als opfokvoer gaf ik bepoederde en onbepoederde grove maden en wormen (Dendrobena’s). 

Zowel de zwartborstlijsters als de beflijster  kweten zich goed van hun taak. Ik had ook het geluk dat het vrij warm weer was, zodat de poppen vaak van hun nest konden om mee te helpen met het aandragen van voedsel. De pieren werden in eerste instantie in kleine stukjes aan de jongen aangeboden. De beflijster was nogal veeleisend, want ze wilde geen wormen pakken uit de bak met overstekende rand. Ze wilde alleen een geheel open bak. Dit betekende dat ik enkele malen per dag vanaf  ‘s ochtends vroeg een handje wormen moest aanbieden, anders wilde ze alleen maden voeren.

Het gebruik van maden als opfokvoer was dit kweekseizoen voor mij iets nieuws. De Engelse kwekers maken veel gebruik van dit levend voer, omdat meelwormen, buffalo’s en gewone wormen erg schaars en kostbaar zijn in Engeland. Maden worden van oudsher veel gekweekt en aangeboden voor de hengelsport. Ik was in eerste instantie nogal huiverig om deze beestjes te gaan gebruiken, maar ik ben nu helemaal óm. Gebruikte ik in het begin van het kweekseizoen nog vrij veel meelwormen, na het constateren van gebreken bij de jonge vogels (zoals slechte poten), besloot ik de meelwormen niet meer te gebruiken. Dat de maden je ook niet 100% vrijwaren van soortgelijke problemen bleek later.

De jonge beflijsters groeiden probleemloos op en na vijf dagen moest er geringd worden. Dit gaf in het nest van de zwartborsten nogal problemen: ik kon met geen mogelijkheid het verschil tussen een jonge beflijster en een jonge zwartborstlijster zien. Uiteindelijk alles maar met 4,5 mm. geringd. Zo wist ik zeker dat de beflijster in ieder geval de correcte ring droeg.

Na een kleine twee weken vloog de beflijster bij de zwartborstlijsters het eerste uit het nest. Een dag of twee later gevolgd door zijn of haar broertjes en zusjes in de grote volière bij de beflijsterpop. Eén van de beflijsterjongen in de grote volière bleek helaas kreupel. Blijkbaar had hij of zij toch een kalkgebrek opgelopen. De poten waren krom en hij sleepte zich door de volière. Voor de rest mankeerde hij niets en op het moment dat ik dit schrijf (7 juli) leeft hij nog altijd, maar het is twijfelachtig of het ooit een volwaardige vogel zal worden. 

Hoe het verder ging

Nadat de jongen enkele dagen waren uitgevlogen gebeurde waar ik al wat voor vreesde: de pop begon weer te slepen.  Ik zette de deur van de vlucht open waar de man in zat om te zien of die misschien bereid was mee te helpen met voeren, maar helaas begon de pop meteen achter hem aan te jagen en als het ware haar pas uitgevlogen jongen te ‘verdedigen’. Na een half uurtje, toen de eerste veren weer in het rond stoven, sloot ik de deur weer, zodat de beide echtelieden weer gescheiden waren. Daags daarna besloot de pop zich weer helemaal aan haar uitgevlogen jongen te wijden, stopte met nestelen en ging onverdroten door met voeren, zodat de jonge beflijsters niets tekort kwamen.

Na een week of twee waren de jongen zelfstandig en viel de pop in de rui. De man, die nu ook gestopt was met zingen en wiens snavel van geel weer terug naar zwart kleurde, heb ik tezamen met het jong (dat bij de zwartborstlijsters bivakkeerde) bij de beflijsterpop en de andere jongen geplaatst. Dit gaf geen enkel probleem en ik keek nu met veel plezier naar de hele familie beflijster die door de volière vloog. Het was te hopen dat ik alle vogels heelhuids door de rui zou krijgen, want dat is volgens insiders (zoals o.a. Peter Otten en Louis Gonnissen) het moment dat het nog wel eens mis wil gaan.

Jonge en oude beflijsters zijn evenals koperwieken en kramsvogels erg gevoelig voor wormbesmettingen. Veel vogels sterven na een intensief broedseizoen tijdens de rui of jeugdrui. Nu zaten de vogels bij mij in een grote volière met een zeer lage besmettingsdruk, zodat ik goede hoop had dat ik ze zonder kleerscheuren door de rui heen kon loodsen. Vanzelfsprekend hield ik ze goed in de gaten en zag ik dat ze slomer of tammer werden, dan zouden ze alsnog een wormkuur krijgen. 

Een trieste afloop

Het was prachtig geweest als ik dit artikel had kunnen besluiten met: ‘de jonge en oude beflijsters kwamen goed door de rui en volgend jaar start ik het kweekseizoen met twee koppels’. Maar helaas, zo is het niet gegaan. Zoals we allemaal weten was de julimaand van 2006 een uitzonderlijk hete maand. Dag na dag liepen de temperaturen op tot soms boven de 35 gr. C. en bovenin de volières, onder het golfplaten afdak, was de temperatuur waarschijnlijk nog veel hoger. In het begin – toen ik vogels begon te verliezen - had ik nog niet eens in de gaten wat er precies aan de hand was. In eerste instantie waren het vooral jongen in de nesten, sommige van een paar dagen oud, maar ook jongen die op het punt stonden uit te vliegen. Eerst denk je dan dat de ouders niet hun best doen, of dat er iets met het voer is etc. Tot het begon te dagen, maar toen was ik al heel wat nestjes armer, waaronder enkele zeldzame soorten waren. De jonge vogels hadden gewoon last van uitdroging en gingen dood van dorst. Je zag het ook aan hun huid, die grijzer en droger oogde dan normaal.

Edoch, het echte drama kwam nog. Ik dacht dat de beflijsters, omdat ze al zelfstandig waren, weinig problemen met de warmte zouden hebben, maar op een snikhete dag vond ik een van de jonge beflijsters, verlamd en hevig piepend op de grond liggen. Ik vermoedde dat hij misschien ergens tegenaan was gevlogen en liet hem maar met rust. Een uur of wat later vond ik hem dood en stijf op de grond. Zoiets kan natuurlijk gebeuren en daar de andere beflijsters fit en alert rondvlogen, maakte ik mij niet te veel zorgen. Helaas, een aantal dagen later lag er wéér een dood. De vogel was evenals zijn voorganger niet vermagerd en er waren geen uiterlijke tekenen van conditieverlies of beschadigingen zichtbaar. Het enige dat opviel was een luisvlieg, die tussen de veren vandaan kwam vliegen. Verschrikkelijke beesten deze vliegende parasieten: ultraplat, snel en bijna niet dood te krijgen.

Enfin, om een lang en triest verhaal kort te maken: de ene na de andere beflijster stierf, steeds met dezelfde verschijnselen. De ene dag nog fit, de andere dag kroop er een half verlamd, piepend wezen over de grond dat binnen twee dagen stierf. Tegelijkertijd stierven er vier volwassen, overjarige vogels bij een bevriende liefhebber in Someren en vijf vogels bij iemand in Engeland. En dát waren vogels die wel ontwormd waren. De Engelse liefhebber liet zijn gestorven vogels onderzoeken, maar er werd niets gevonden.

En alsof dat niet genoeg was ging mijn ouderpaar er in de ruitijd ook nog aan, zodat ik uiteindelijk met lege handen stond. Ik voelde me als een kind wiens mooiste stukje speelgoed was afgepakt en het huilen stond me nader dan het lachen. 

Natuurlijk had ik vrij gemakkelijk aan nieuwe beflijsters kunnen komen. De Engelsen boden mij terstond nieuwe vogels aan toen ze hoorden over het fiasco, maar voor mij hoefde het niet meer. Misschien  dat er met allerhande kuurtjes (welke?) wel iets mogelijk is, maar ik had juist jaren geleden bewust gekozen voor grote Europese vogelsoorten omdat ik wist dat ze zo sterk waren en weinig of geen medicijnen nodig hadden.

Tot zover dit verslag van een vrij gemakkelijk te kweken vogel, die helaas toch heel kwetsbaar blijkt te zijn.