Belangenbehartiging Europese Cultuurvogel

Welkom op de website van B.E.C.

De vereniging die opkomt voor het belang van de Europese Cultuurvogel en het kweken ervan.

Wilt u hier ook deel van uitmaken? Meld u dan nu aan als lid.

Inloggen kweker

Kweekverslag

Terug naar overzicht
   

De Zomertortel                           door Danny Duisings, Hoensbroek 

Algemeen

Sinds drie jaar ben ik lid van Bec en sinds twee jaar ben ik in het bezit van vier kweekvluchten met putters, groenlingen, edelzangers, zomertortels en Europese kwartels. Ik vind het altijd zeer interessant over kweekverslagen in het Bec boekje te lezen en dan met name iets over de kweek van onbekende en niet vaak gekweekte vogelsoorten. Iedereen kan hier veel van leren, zodat er hopelijk veel meer nieuwere soorten gekweekt gaan worden.

We moeten ons in Nederland op dit moment prijzen met de nieuwe Faunawet, waarin is toegestaan alle vogelsoorten onder bepaalde omstandigheden te houden. Daarom moeten we als kwekers van Europese vogels alles op alles zetten wat kweken betreft en ook kennis over kweken met anderen uitwisselen, zodat iedereen ervan kan leren. Met name bij de nieuwere soorten is de kennis erg beperkt.

Ik had me dan ook voorgenomen, toen ik een koppel zomertortels kreeg, om de kweek goed te bestuderen en mijn bevindingen te publiceren. 

Ik wil beginnen met iets te vertellen over zomertortels in de vrije natuur. De zomertortel (Streptopelia turtur) heette vroeger gewoon Europese tortelduif. Aangezien er veel verwarring bestond met de Turkse tortel (Streptopelia decaocto), of de gewone lachduif die als kooivogel populair was/is, zijn sommige ornitologen deze duiven zomertortels gaan noemen. Deze duif komt namelijk alleen bij ons voor tijdens de zomermaanden. Inmiddels is de naam al aardig ingeburgerd en geaccepteerd.

Veel vogelliefhebbers weten niet dat dit duifje in Nederland voorkomt. Ik heb gemerkt dat nog steeds veel mensen deze duiven verwarren met de Turkse tortels, die algemeen in heel Europa voorkomen en die we ook vaak in onze tuinen zien. De vogels verschillen uiterlijk duidelijk van elkaar.

De Zomertortel is iets kleiner dan de Turkse tortel, namelijk 27 cm., en hij is iets forser dan

een flinke merel. De lichaamskleur is zandkleurig bruin en in de broedtijd verandert de borstkleur van de doffer in een mooi lichtroze. Wel is er veel verschil in deze roze kleur. Ik heb doffers gezien die duidelijk roze hadden en andere weer bijna niet. De vleugels zijn sterk geschubd met donkerbruine veren die zwart omzoomd zijn. Deze geschubde veren onderscheidt de zomertortel duidelijk van andere duivensoorten. De kop is grijs gekleurd en volwassen exemplaren hebben drie zwarte en drie witte strepen aan beide zijden van hun nek. Vooral bij oudere exemplaren is de huid rond de ogen naakt en dieprood gekleurd. De staart is zandkleurig bruin met aan het uiteinde een fel witte rand die vooral opvalt wanneer de vogel wegvliegt.

Deze tortels komen in bijna geheel Europa in het wild voor met uitzondering van de noordelijke landen van Europa. Bij ons is het een trekvogel die in mei arriveert en en september ons land weer verlaat. In deze periode proberen ze één à twee broedsels van twee jongen per ronde groot te krijgen.

De zomertortel bewoont halfopen landschappen met bomen en struiken. Hij komt ook voor in loofbossen en landbouwgebieden met veel begroeiing. De vogel vermijdt menselijke bebouwing, dit in tegenstelling tot de Turkse tortel. Zijn voedsel in de vrije natuur bestaat uit kleine onkruidzaden, bessen en groene plantendelen.

Het geluid wat met name de doffer voortbrengt is een aanhoudend snorrend “toerrr  toerr toerr”. Het is vanaf grote afstand waarneembaar. In de vrije natuur zijn zomertortels zeer schuwe dieren, die een zeer verborgen leven leiden. Door op het snorrende geluid van de doffer af te gaan, is de vogel wel op te sporen. Vaak zitten ze ook tussen groepjes andere naar voedsel zoekende duiven, zoals houtduiven, holenduiven, Turkse tortels.

De zomertortel is de laatste jaren erg in aantal achteruit gegaan. Op dit moment broeden er elke zomer ca. 10.000 exemplaren. Dit aantal zal snel verminderen, want het duifje is één van de zwaarst bejaagde soorten in de trektijd en in de landen rond de Middellandse Zee, zoals Frankrijk, Spanje, Italië, Portugal en vooral Malta. Volgens de Vlaamse Vogelbescherming worden er op Malta alleen al jaarlijks 200.000 exemplaren geschoten en/of gevangen. Bij deze roep ik dan ook iedereen op om de petitie tegen de trekvogeljacht op Malta te ondertekenen op Internet. Zie hiervoor de site www.vogelbescherming.be  Hier kan men ook foto’s bekijken en zien wat er zoal geschoten en gevangen wordt. Men wordt er echt naar van als men ziet wat er gebeurt met (voor ons) zeldzame vogels. En het blijft niet alleen bij de zomertortel, maar ook de wielewaal, de leeuwerik en de hop zijn slachtoffer.

Ik heb afgelopen zomer het geluk gehad twee exemplaren in het wild te mogen aanschouwen in een weiland in Heerlen. De twee voorafgaande jaren heb ik er in Nederland niet één gezien noch gehoord en ook van andere vogelliefhebbers hoor ik dat ze er de laatste tien jaar geen meer hebben waargenomen. Wel heb ik in 2003, tijdens mijn vakantie in Zuid-Frankrijk, zeven exemplaren gezien.

Aangezien de zomertortel een Europese vogel is, mogen we hem alleen in ons bezit hebben

indien hij geringd is met een naadloos gesloten ring van 6 mm., afgegeven door een erkende vogelvereniging. Bovendien komt de zomertortel door zijn zeldzaamheid nog voor op de Cites lijst. Dit houdt in dat er voor elke legaal gekweekte zomertortel een cites formulier nodig is bij overdracht aan andere personen en uitgegeven door Bureau Laser in Dordrecht (tel. 078 – 6395200). Dit cites formulier hoeft maar één keer te worden aangevraagd en fungeert als een soort paspoort. Het moet bij elke verdere overdracht c.q. verkoop bij de vogel worden meegegeven. Daarnaast is het verplicht om een register bij te houden. Dit kan een gewoon schrift zijn, waarin vermeld wordt a) wanneer de vogel in uw bezit kwam, b) de naam van de verkoper, c) het ringnummer, d) het nummer van het cites formulier, e) bij verkoop: de naam van de koper. Bij controle door de A.I.D. moet men deze gegevens kunnen laten zien. Voor eigen kweek jongen, die voorzien zijn van een eigen ring en die in uw bezit blijven, hoeft geen cites document aangevraagd te worden. Dus alleen bij verkoop hoort er een cites formulier bij de vogel.

Bij de aanvrage dienen ook de ringnummers van de oudervogels te worden genoteerd, zodat te allen tijde kan worden nagegaan of deze jongen uit een legaal koppel gekweekt zijn. Dus voor de jongen van vogels die zonder cites formulier gekocht zijn, kan nooit een cites formulier worden aangevraagd. Zij worden dan als illegaal beschouwd. Meer informatie hierover vindt u in Bec-info nr. 3 / 2003, blz. 110. Uiteindelijk komt er bij dit alles wat administratie kijken, maar het is ook zo dat we veel plezier aan het houden van vogels kunnen beleven.

De cites regeling weerhoudt veel mensen ervan om de zomertortel te houden en ermee te kweken. Wel heel jammer, want als er meer gekweekt zou worden, zou de vogel misschien van de cites lijst verdwijnen! 

MIJN  KWEEK  MET  DE  ZOMERTORTEL

Mijn eerste koppel zomertortels kocht ik in januari 2002 bij een vogelhandelaar in Eindhoven.

Een ècht koppel bleek, want het verschil tussen duif en doffer is erg moeilijk te onderscheiden. De doffer was iets forser gebouwd en iets intensiever gekleurd. Helaas heb ik met dit koppel nogal wat teleurstellingen gehad. De twee waren gehuisvest in een kweekvluchtje van 2x1x2 mtr. (l x b x h). Als buren hadden ze (in aparte kooien) een koppel putters aan de ene kant en een koppel groenlingen aan de andere kant. De vluchten waren afgescheiden d.m.v. gaas, dus de vogels konden elkaar gewoon zien.

Ik hing twee gewone duivenbroedkommen in de vlucht, op een hoogte van 1½ mtr.; ik zette ze vast op een plankje. Ik schermde ze af met plastic kunsttakken van een oude kerstboom. Er was geen begroeiing in de vlucht. De bodem bestond uit betonnen stoeptegels, waarop volièrezand. Op de vlucht kwam een dak.

Als voedsel gaf ik tortelduivenvoer, wildzangzaad en parkietenzaad. Het viel mij op dat de tortels een voorkeur hadden voor kleinere zaden. De grove zaden lieten ze liggen. Ook stond er een bakje met vogelgrit in de vlucht, want duiven slikken zaden in zijn geheel door en voor de vertering hebben ze grit nodig. Enkele malen per week gaf ik onkruid en daarbij viel me op dat ze een voorkeur hadden voor vogelmuur en voor de bladeren van de paardebloem. Tweemaal per week liet ik ze baden in een grote schaal en daar maakten ze dankbaar gebruik van. Daarna gingen ze op de grond liggen met hun vleugels gespreid, zodat ze konden drogen in de zon. Ze hielden overigens ook van gewoon zonnebaden.

Gedurende het kweekjaar 2002 maakten ze in een duivenbroedkom meerdere malen keurig een nest van kleine takjes en lange kokosvezels. Er werden twee roomwitte eieren gelegd en afwisselend door doffer en duif bebroed gedurende een dag of tien, waarna ze het broedsel in de steek lieten en twee dagen later weer een nieuw nest gingen bouwen. Het broeden herhaalde zich, het nest bouwen herhaalde zich en zo ging dat acht keer door.

Groot was mijn frustratie toen ik constateerde dat ongeveer de helft van de eieren bevrucht was en er bijna volgroeide jongen in zaten.  

Eén keer werd er één jong grootgebracht, het werd vijf dagen perfect gevoerd, waarna de ouders het jong verlieten en weer aan een nieuw broedsel begonnen. Het jong stierf.

Ik dacht in eerste instantie dat het aan het voer lag; zou het hennepzaad (dat in duivenvoer zit) een te felle broeddrift ontwikkelen? Ik probeerde het uit en verwijderde het hennepzaad, maar dat haalde niets uit. Ik besloot vervolgens één nestkom weg te halen en al het nestmateriaal van een kant en klaar nestje te verwijderen. Ook dat hielp niets. De eieren werden de volgende keer gewoon in de voerbak gelegd. Vervolgens liet ik nestcontrole achterwege, liet de vlucht totaal in rust, maar ook dit mocht niet baten.

Van andere liefhebbers kreeg ik het advies om de bevruchte eieren onder lachduiven te leggen. Maar daar voelde ik niets voor, ik wilde persé natuurbroed door de eigen ouders. Ten eerste om ervan te leren en ten tweede omdat ik denk dat (goede maar ook) slechte gedragingen door de jongen overgenomen kunnen worden.

Helaas kwam er in 2002 dus geen enkel jong groot. 

Uiteindelijk kwam ik in contact met een tortelkweker uit Uden, die dacht dat mijn koppel mogelijk inderdaad onder lachduiven was uitgebroed door ouders met slechte eigenschappen. Hij adviseerde mij een nieuw broedkoppel samen te stellen uit twee goed broedende koppels zomertortels. De genoemde kweker bezat een koppel dat meerdere jongen per jaar grootbracht. Ik besloot mijn koppel weg te geven aan iemand die de vogels voor de sier wilde houden. Bij de kweker in Uden kocht ik twee jongen uit hetzelfde nest, broer en zus dus. Via een advertentie in Bec-info kwam ik nog een andere kweker (uit Eindhoven) op het spoor en daar kocht ik nog twee jongen, namelijk twee doffers, uit hetzelfde nest. Ik had nu vier duiven en ik kon één onverwant kweekkoppel samenstellen. De overgebleven twee doffers verkocht ik op de Bec-vogelbeurs.

In 2004 huisvestte ik mijn nieuwe koppel in de kweekvlucht. Als medebewoners kregen zij een koppel Europese kanaries. Weer twee postduivenbroedkommen op een plankje vastgeschroefd en bekleed met kerstgroen. Op de bodem van de kom legde ik een dun laagje hooi, terwijl de volièrebodem rijkelijk werd bestrooid met dunne berkentwijgen en lange kokosvezels van 40 cm. lang.

De doffer koerde prachtig en zat met zijn gezang meerdere malen voor de duif, waarbij zijn houding leek op die van een pinguïn: rechtopstaand, de staart verticaal naar beneden, de kop omhoog. Voornamelijk van kokosvezels werd een nest gebouwd en, jawel, op 21 maart werd het eerste ei gelegd, het tweede volgde op 22 maart. Ze werden voorbeeldig door beide ouders bebroed. Om de duiven rust te gunnen hield ik iedereen zoveel mogelijk uit de buurt. Zou het deze keer lukken? Na vijf dagen broeden zag ik dat geen van de ouders naar het nest terugkeerde. Bij nestcontrole bleek er één ei verdwenen en van het andere vond ik alleen nog de dop. Ik was ten einde raad.  

Tot ik de Europese kanarieman naar het duivennest zag vliegen. Hij nam de overgebleven dop in zijn bek en begon hem op te peuzelen. Dit verschijnsel was nieuw voor mij. Maar het was (en dat is het nog steeds niet) mij niet duidelijk of de kanaries het nest verstoord hadden óf dat de geschrokken duiven de eieren per ongeluk hadden beschadigd en de kanarie nu toevallig met de kapotte dop bezig was. De volière was muis- en ratvrij, dus dat kon de oorzaak ook niet zijn. Ik heb de kanaries meteen uit de vlucht verwijderd.

Een week later zaten de tortels weer op de oude plek te broeden. Ik deed geen nestcontrole meer tijdens de broedperiode.

Na 16 dagen kwam het eerste ei uit, een dag later het tweede. Ik zag lege eierschalen op de volièrebodem liggen. Weer deed ik geen nestcontrole gedurende drie dagen, wel zag ik dat zowel doffer als duif aan het voeren waren. De derde dag was ik niet meer te houden en daar zag ik twee prachtige donzen kuikentjes in het nest liggen. De duif bleef gewoon zitten, wel liet ze een brommend geluid horen en ze sloeg met haar vleugels tegen mijn hand.

Op de vijfde dag heb ik de jongen geringd met een 6 mm. Bec-ring. De ring werd gewoon om de poot gedaan, dus niet afgeplakt, zoals bijvoorbeeld bij putters gebeurt.

Na 15 dagen vlogen de jongen uit, waarna de ouders meteen aan een volgend broedsel begonnen. De jongen waren m.i. echter totaal nog niet volgroeid en veel te klein. Ze zaten nog volledig in het dons met enkele veertjes ertussen. Alleen de staart en de vleugels hadden veren. Ze konden ook nog niet goed vliegen. Ze werden door de ouders nog 14 dagen gevoerd. Daarbij stoppen ze hun kop in de snavel van de oudervogel om te drinken van de zogenaamde duivenmelk.

De ouders voerde ik in die tijd het eerder genoemde zaadmengsel met daarnaast vers kiemzaad plus eivoer, wat goed opgenomen werd.

Na 16 dagen broeden kwam het tweede legsel uit en ondertussen waren de eerste jongen zelfstandig geworden. De laatste liet ik gewoon bij de ouders zitten, terwijl het volgende broedsel werd grootgebracht.  Ik zag nooit enige agressiviteit.

Uiteindelijk zijn er drie broedsels grootgebracht met één jong in de laatste ronde. Bij de twee laatste broedsels deed ik wel nestcontrole. De duif bleef op het nest zitten, maar sloeg met de vleugels. Ik was zo trots als een pauw met vijf eigen kweek zomertortels! 

Als ik nu terugkijk vind ik de zomertortel een gemakkelijk te kweken vogel. Het is een juweel om te zien en het koeren is erg mooi. Ze leren hun verzorger goed kennen en blijken redelijk tam te worden. Voor vreemde personen blijven ze echter wat schrikachtig. Het zijn ideale volièrevogels die totaal niet agressief zijn ten opzichte van andere vogels in de vlucht. Wel zijn het ontzettende rommelmakers; de zaden uit de zaadbak vliegen in het rond. Ze beschadigen hun veren ook nogal snel, zodat het tot nu toe onmogelijk was om er een naar een tentoonstelling te sturen.

De eerstejaars jongen hielden vrij lang hun jeugdkleed en in januari begonnen ze aan de rui, waarna ze niet meer van oudere exemplaren waren te onderscheiden.

Ik vroeg cites  formulieren aan (10 Euro per formulier), waarna de jongen hun weg vonden naar andere liefhebbers.

De oudervogels zitten op dit moment (december) gewoon buiten en ze kunnen zelfs tegen vorst, heb ik gemerkt. Winterhard dus. Wel scherm ik de volière in de winter af met plastic, zodat vocht en tocht geen kans krijgen.

Ik hoop van harte dat er meer liefhebbers van zomertortels komen. Jammer genoeg wordt er veel te weinig met dit prachtige duifje gekweekt. Voor vragen of opmerkingen kunt u mij altijd bellen (045 – 5228385 / 06 – 41654259).