Belangenbehartiging Europese Cultuurvogel

Welkom op de website van B.E.C.

De vereniging die opkomt voor het belang van de Europese Cultuurvogel en het kweken ervan.

Wilt u hier ook deel van uitmaken? Meld u dan nu aan als lid.

Inloggen kweker
Terug naar overzicht

Artikel

 

NACHTEGALEN,  ROODBORSTEN,  BLAUWSTAARTEN  en Co

 

door Louis Gonnissen,
oud-directeur C.R.O. (Commission Recherche Ornithologique C.O.M.)

Eigenlijk zijn het lijsters! Ze kweken trouwens succesvol net zoals de andere leden van de grote familie van Lijsters of Turdidae. Maar deze bijdrage beperkt zich tot de bovengenoemde vogelsoorten die samen horen omdat ze nauw verwant zijn aan elkaar. Eerst wat orde scheppen in die verwantschappen. 

De Nachtegalen

Er bestaan twee ondersoorten. Meer noordelijk leeft de Noordse Nachtegaal (Luscinia luscinia) tevens de nominaat vorm. Luscinia betekent nachtegaal in het Latijn. Meer zuidelijk leeft de gewone nachtegaal (Luscinia megarhynchos) of de nachtegaal met de grote snavel. Dit duidt waarschijnlijk op de welluidende zang van deze vogel want aan de bek is niet of nauwelijks verschil te zien tussen de twee vormen. In centraal Europa waar de verspreidingsgebieden van de twee ondersoorten elkaar overlappen, hybridiseren de beide nachtegalen met elkaar.

De nachtegalen steken helemaal in een aardkleurig bruin camouflagepak en zijn niet of nauwelijks zichtbaar onder en in de schaduw van de struiken. Het enige dat opvalt is hun soortkenmerk: de bruinrode stuit en staart. Men ziet gewoonlijk slechts hun bruinrode staart even bewegen. Achteraf beschouwd, ik zeg wel achteraf beschouwd, had die kleine, rosse  staartbeweging ons op het spoor kunnen zetten dat in de evolutie waarschijnlijk iemand zou komen om dat kenmerk uit te baten. Het is de Rosse Waaierstaart (Cercotrichas galactotes) geworden, een aanverwant van de nachtegalen. 

Het was bij kanariemannen, kwekers van putters en goudvinken, met pot en pint samen in een gezellig gesprek, dat ik sprak over de kweek van nachtegalen. Ik hoorde van alles en nog wat. Ik werd mij bewust van de knuppel in het hoenderhok. Ik had de drieste moed de naam van een kweker te noemen en hoorde toen nog meer, veel meer. Wat geraakt in mijn gemoed, besloot ik bij de kweker te gaan kijken. Zo werd ik ooggetuige. Ik zag met eigen ogen wat anderen  niet zien of niet willen zien. Ik zag nachtegalen hun jongen grootbrengen en werd ingewijd in de kweek van insecteneters in het algemeen en van nachtegalen, blauwborsten, kwikstaarten in het bijzonder. Ik schreef over J. Derison een verslag over zijn kweek en wedervaren dat gepubliceerd werd bij Bec, Sec en de Europese Vogelwereld KEV. Lees over de kweek van de nachtegaal in dit tijdschrift 14de jg. nr.6, 2001 p.46-50.   

Nu, zoveel jaren later, vraag ik mij af of zij die zich nu met positief- en negatieflijsten onledig bezighouden, niet van hetzelfde allooi zijn als mijn gesprekspartners, potten en pinten van toen. Vrij regelmatig worden nachtegalen te koop aangeboden in Vlaanderen en Nederland. Men tracht de twee vormen zuiver te houden omdat ze verschillen in zang. Op tentoonstellingen heb ik ze ook kunnen bewonderen. Maar ze kunnen niet concurreren met de kleurenrijkdom van andere leden van het genus Luscinia. Dat genus is verder geëvolueerd in dubbele richting, naar blauw en naar rood. 

Blauwborst, Blauwstaart, Zwartstaart

De Blauwborst (Luscinia svecica) levert een succesverhaal op voor de avicultuur. Mijn kweekverslag over de witsterblauwborst verscheen in dit tijdschrift 13de jg. nr. 4, 2000 p.25-32. Ondertussen wordt de roodsterblauwborst ook reeds veel gekweekt. De blauwborsten hebben in de avicultuur voor een echt succesverhaal gezorgd want ze worden regelmatig te koop aangeboden, zijn regelmatig te bewonderen op onze tentoonstellingen en dat zowel in Vlaanderen als in Nederland. Ze zijn veel talrijker aanwezig in de avicultuur dan de minder mooi gekleurde nachtegalen. Zo zie je maar dat de populariteit meer het gevolg is van kleur dan van zang. We hebben dat al meegemaakt met de zang- en de kleurkanaries. De zangkanaries zullen altijd minder talrijk zijn dan de kleurkanaries. De zangkanaries en de nachtegalen spreken meer een elite aan in de avicultuur die liever luistert dan kijkt en bewondert. Info januari 2004 - een uitgave van de Commissie voor Ornithologisch Onderzoek in de schoot van C.O.M. - bevat een volledig kweekverslag: “Kweek en liefdeleven van de witgesterde blauwborst” door Gaston Van Limbergen, de huidige directeur van de Commissie. Dat verslag op wereldvlak kan door de plaatselijke ornithologische tijdschriften overgenomen worden. 

Wat betreft de Blauwstaart (Tarsiger cyanurus) en de Zwartstaart (Cercomela melanura), daar bestaan enkele kwekers van die goed hun best doen en met succes. Die vogels waren nog te weinig bekend toen de wet werd aangepast. Zo iets kan nog gebeuren door de positief en negatief lijsten met wat boosheid toe te passen. Het jeugdkleed van de blauwstaart gelijkt sterk op het juveniele kleed van de roodborst. De blauwstaarten zijn al in hun jeugdkleed begiftigd met de opvallende blauwe stuit en staart. Dat wijst erop dat de blauwe stuit en staart als soortkenmerk dienst doen  juist zoals de roodbruine stuit en staart bij de nachtegalen. Hetzelfde systeem van soortkenmerk wijst erop dat nachtegalen en blauwstaarten nauw verwant zijn aan elkaar. Bij de eveneens verwante zwartstaart bezit de man een zwarte stuit en staart. Het wijfje en de jongen in jeugdkleed zouden een roodbruine stuit en staart bezitten zoals hun voorouders de nachtegalen. Maar daarvan heb ik nooit een tekening of foto gezien.  

Roodkeelnachtegaal, Roodborst, Perzische roodborst 

De Roodkeelnachtegaal (Luscinia calliope) heeft het hart van velen gestolen en wordt daarom regelmatig gekweekt, tentoongesteld, te koop aangeboden. Het is een goed gekende, populaire nachtegaal. Wat wil je nog meer.

De Roodborst (Erithacus rubecula) is alleen maar moeilijk omwille van zijn onvoorspelbaar, agressief gedrag. Gedurende vijf jaar heb ik met hen samengeleefd en hun kweek en liefdeleven van op 30 tot 50 cm. afstand kunnen gadeslaan. Daarover heb ik een naar mijn mening heel nauwkeurig maar lijvig verslag geredigeerd en gepubliceerd in De Europese Vogelwereld (K.E.V.) en als oud-directeur van de Commissie voor Ornithologisch Onderzoek (C.O.M.) in Info januari 2003 telkens met foto’s als bewijsmateriaal. Dat verslag kan daar bekomen worden en overgenomen door de plaatselijke tijdschriften. Zeer regelmatig verschijnen de roodborsten op de tentoonstellingen zelfs in stamverband. De Japanse roodborst wordt graag gehouden omdat die minder agressief is. In Duitsland en Italië worden regelmatig roodborsten gekweekt zoals men kan lezen in hun tijdschriften en kan vernemen in contact met de kwekers. In Die gefiederte Welt en in Alcedo verschenen goed gedocumenteerde kweekverslagen. Ook ontstond de agaat roodborst met beige borst in mijn cultuurstam waarover bericht met foto verscheen in het BEC-tijschrift nr. 6, 2005 p. 327.

Over de studie en kweek van de Perzische Roodborst (Irania gutturalis) ben ik niet ingelicht.  

Enkele richtlijnen voor de kweek van roodborsten

De roodborsten die wij kweken zijn cultuurvogels want ze leven al veel langer dan drie generaties in het beschermde milieu bij de mensen. Eigenlijk is de derde gekweekte generatie de eerste cultuurgeneratie want de ouders van de derde generatie hebben de wilde natuur niet meer gekend. 

VOEDING VAN DE ROODBORSTEN

De Insect paté van Orlux moet steeds als basisvoeding ter beschikking staan. Deze paté bevat voor 25% insecten. De uiterste bewaardatum bevindt zich aan de onderkant van de zeer goede verpakking. Onuitputtelijk is de gamma van producten geworden voor insecteneters en Orlux wilde hierin niet achterblijven. In samenwerking met het wereldberoemde vogelpark van Walsrode werd verder gezocht en getest om een voer te bereiden dat voor vele zo niet alle insecteneters bevrediging zou brengen. In Walsrode gebruikte men drie soorten voeders voor insecteneters: 1) voor kleine insectenetertjes, 2) voor steltlopers en 3) fruitdruiven e.a.

Deze drie menu’s werden door Orlux samengebracht en verbeterd in Insect paté Premium, dat nu nieuw op de markt is sinds een paar jaren en waarop een kluut en een blauwborst prijken. Het is een heel rijke paté met 50% insecten. 

Het eivoer van Orlux bevat weinig of geen zaadjes. Roodborsten e.a. eten geen zaden. Dit eivoer wordt samen opgediend met het insect paté. Ik meet gewoonlijk een koffielepeltje insect paté en een koffielepeltje eivoer per vogel en per dag. Als ze er niet of niet veel van eten omdat ze veel insecten krijgen, mag dat gedurende een tweetal dagen blijven staan op een zeer droge plek in de overdekte volière.

Meelwormen vormen het lievelingskostje van de roodborsten en vele andere vogelsoorten. Van na de rui in de zomer tot aan het vroege voorjaar worden de roodborsten verplicht veel insect paté te eten. Gedurende de rustperiode wordt het basisvoedsel aangevuld met meelwormen, een tiental per vogel per dag. Sommige kwekers laten de roodborsten het jaar rond zoveel meelwormen eten als ze willen, wetend dat vogels alleen maar eten wat hun lichaam vraagt. Al eten de vogels de eerste dag veel meelwormen, daarna gaan ze over op de afwisseling die de tafel biedt. Als er jongen zijn krijgen de roodborsten geen meelwormen omdat hun chitine pantser, hun huid, slecht verteerbaar is voor jonge vogels.

Diepgevroren pinkies en buffalowormen worden buiten het broedseizoen niet elke dag opgediend zodat de roodborsten verplicht worden ook insect paté te eten en men niet elke dag aanwezig moet zijn zodat ze dan volstaan met insect paté. Een koffielepel van elk, of van een van de twee (buffalowormen en pinkies), volstaat per vogel per dag. In het voortplantingsseizoen krijgen ze deze insecten naar believen.

Levende buffalowormen  worden opgediend naar believen vanaf maart tot in de herfst als de jongen volwassen zijn. Ze verkiezen levende buffalowormen boven diepgevroren. 

Er zijn nog een menigte andere insecten zoals wasmotlarven, gedroogde kreeftjes, krekels en een menigte andere voeders zoals kleine lijsterkorrels en gemalen eendenkorrels. Het beste is eens te kijken in een winkel voor aquariumvissen want vissen eten veel levend voer. Iedere kweker kan dus naar believen een eigen voedselpakket samenstellen maar moet ervoor zorgen dat hij gedurende heel de kweekperiode hetzelfde voedsel kan blijven aanbieden want het kan zijn dat de ouders bij gebrek aan voedsel dat ze gewend zijn, weigeren hun jongen verder te voeren. 

HUISVESTING, TERRITORIAAL GEDRAG EN KWEEK

Dit is een zeer belangrijk punt want roodborsten zijn solitaire vogels, die geen soortgenoot als medebewoner verdragen. Elk leeft in een eigen afzonderlijke kweekbox, anders loopt het gegarandeerd verkeerd af met de dood tot gevolg. Heel hun leven staat in het teken van een hevig, vijandig territoriaal gedrag en de fijne lange bek dient niet alleen om insecten op te pikken maar is eveneens een geducht steekwapen om de soortgenoot in een paar seconden te doden, zijn schedel te ontpluimen en de ogen uit te pikken. Daarom moeten ze in principe altijd gescheiden blijven.

Ze vechten niet of nauwelijks doorheen het gaas, komen ook nooit aan het gaas want ze voelen zich veilig thuis in de volière die hun territorium uitmaakt. Doen ze dat toch dan moet de kweker weten dat er ergens een heel belangrijk tekort is.

Sommige kwekers stelden me de vraag hoe groot een volière moet zijn om een paartje roodborsten het jaar rond samen te houden. Ik heb er geen juist idee van en helemaal geen ondervinding. Ik weet wel dat de gezelschaps- of gemeenschapsvolière met enorme afmetingen terug in de mode is. Ik weet dat de kweek van roodborsten bij sommige kwekers in zulke grote volières geslaagd is en ook dat de kweek in kweekkooien tot mislukken gedoemd is. 

Ze leven lang en gelukkig in hun overdekte kweekbox van 1,50 x 1,50 en 1,90 m. hoog, waarvan de bodem bestaat uit cement waarop een vijftiental centimeter bloemengrond is aangebracht en die beplant is met o.a. een laagblijvende rozenstruik, kaasjeskruid (Malva), kool- en raapzaad (Brassica) en andere onkruiden, zelfs fijn gras om veel spinnen en andere insecten aan te trekken en te verbergen. Met de gieter wordt het tuintje gemakkelijk vochtig gehouden.

Het kweekkoppel kon beschikken over drie zulke met elkaar verbonden kweekboxen. Het wijfje bouwde haar nest in de middelste kweekbox en toen ze gedurende het broedproces ruzie kreeg met haar man en hem naar het leven stond, kon hij afgezonderd worden in zijn eigen box, gewoon door de toegangsdeur te sluiten. Later toen de jongen uitvlogen en zelfstandig waren, konden die samen tot na de jeugdrui ook over een eigen kweekbox beschikken. Zodra de jongen hun jeugdkleed afleggen en het rode borstschild verschijnt, moet elk van hen kunnen beschikken over een eigen kooi of kweekbox. Een kweker slaagde erin een familie van vader, moeder en vier jongen samen te houden in een grote kooi. Daar ontstond een fragiel evenwicht tussen die zes. Toen één jong uitgevangen werd, ontstonden er tussen al de overblijvers gevechten op leven en dood omdat het evenwicht in de verdeling tussen de territoria nu verbroken was.

Omwille van het overheersende territoriaal gedrag wordt de man pas bij het wijfje gelaten als deze in april of nog veel later in een nestkastje haar nest begint te bouwen. De man heeft wel al de voorbereidingen van het wijfje kunnen volgen. Als het wijfje van zodra de man toekomt in haar volière zich verstopt, moeten de rollen omgekeerd worden en het rijpe wijfje bij de man geplaatst worden die dan de nestelplaats aanwijst. Er ontstaat in elk geval een luchtoorlog maar op de bodem kunnen ze zich verbergen in de begroeiing en daar wordt niet gevochten.  

Er bestaat bij de man een dubbele zang die voor geoefende oren de stemming aangeeft. De luide, harde zang is de gevaarlijke territoriumzang, een strijdzang. De zachte, stille, intiem aandoende zang is de liefdevolle bruiloftszang. Hij wordt eerder gemompeld en wordt bij de vinken subsong genoemd. 

Zodra de eieren gelegd zijn wordt de man weer uitgevangen en afzonderlijk gehuisvest. Het is onverantwoord hen nog langer samen te laten, ook al schijnt alles pais en vree.
De gespeende jongen worden ook uitgevangen en afzonderlijk gehuisvest zodra het rode wapenschild op de borst verschijnt. Het is immers mogelijk dat dadelijk na de rui een of ander jong zijn broers en zussen begint af te slachten. 

TWEE GEDRAGSVERIATIES BIJ ROODBORSTEN EN ANDERE VOGELSOORTEN

Er komen twee gedragsvariaties voor bij alle vogelsoorten. Zij steunen op een verschillend karakter, een verschillende aard. In mijn kweekstam roodborsten kwamen beide vormen voor.

  1. De rustige, stille, kalme vogel vertoont weinig vrees, is eerder frank en agressief. Deze vogel zet zich rechtop, toont fier zijn borstkleur en houdt de kop omhoog. Hij komt kijken en kijkt je recht in de ogen.

  2. De montere, zenuwachtige, wat schuwe vogel vermijdt alle oogcontact, laat liever zijn rugzijde zien, houdt het lichaam meer horizontaal klaar om te vluchten en kiest voor een eerder verborgen leven.

De twee karaktertrekken zijn niet gebonden aan het geslacht. Er komen schuwe en agressieve mannetjes en wijfjes voor. Misschien zijn beide vormen van gedrag even belangrijk voor het behoud van de soort in de natuur.

Deze gedragingen kunnen in verband gebracht worden met het mannelijk hormoon testosteron dat ook bij de vrouwtjes een rol speelt. Het wijfje geeft aan de achtereenvolgens gelegde eitjes telkens een hoge dosis testosteron mee en zo krijgt de laatstgeborene meer testosteron dan de voorgaande. Testosteron verhoogt het bedelgedrag, de groeisnelheid en de agressiviteit zodat zij die een hoge dosis testosteron meekregen, een dominant gedrag vertonen. Het laatste jong uit het nest van zes roodborsten sprong uit het nest, al kon het nog niet vliegen, toch klom het op een of andere wijze over een muurtje van 10 cm. en ging postvatten midden in het vliegveld van de moeder die voedsel aanvoerde. Zulke jongen blinken nadien uit door een vast, diep gekleurd, blinkend en opvallend verenkleed. Dat helpt dan weer bij de seksuele selectie als ze een partner moeten vinden. Zulke grote, sterke en onvervaarde jongen worden bij voorkeur gebruikt om een prachtige, sterke cultuurstam op te bouwen. 

Bij de lichaamsafmetingen onderscheid ik ook twee vormen: de dikke, breedborstige roodborsten (de mooiste) naast de kleinere, smallere, slanke roodborsten. 

Roodborsten kunnen beter de koelte dan de warmte verdragen, vandaar dat ze ’s morgens en vooral ’s avonds graag heen en weer vliegen, dat ze bij warm weer verborgen blijven op de bodem tussen de beplanting waar ze het koelste plekje zoeken, dat ze ’s zomers liefst in het loofbos verblijven. 

Het wijfje dat bij het grootbrengen van zijn jongen in de rui valt, blijft gewoon de jongen voeren en verder gehoor geven aan haar sterk moederinstinct. 

Het sijsje wordt in de omgang met zijn verzorger heel tam en zelfs persoonlijk aanhankelijk. Je kan ermee praten. Het antwoordt. De roodborst heeft een uiterst materialistische voedseltamheid. Hij komt nader, neemt zijn meelworm in ontvangst, zonder aandacht voor de gulle gever en kijkt je al of niet aan met donker oog, zonder lichaamsbeweging, zonder enig geluid. 

De kweek van de roodborsten is eigenlijk niet moeilijker dan die van merels en andere agressieve lijstersoorten, maar vraagt wel veel aandacht die alleen te vinden is bij de echte, liefdevolle kweker.