Belangenbehartiging Europese Cultuurvogel

Welkom op de website van B.E.C.

De vereniging die opkomt voor het belang van de Europese Cultuurvogel en het kweken ervan.

Wilt u hier ook deel van uitmaken? Meld u dan nu aan als lid.

Inloggen kweker
Terug naar overzicht

Artikel

      

DE  NACHTZWALUW    (Caprimulgus europaeus)           door Lou Megens

 Op een zinderend hete zomeravond begin juli (de dagtemperatuur heeft vandaag haar maximum van 37 gr. C. bereikt) wordt er door de vogelwerkgroep van het IVN in Valkenswaard een nachtzwaluwwandeling georganiseerd. De mussen vallen overdag spreekwoordelijk van het dak. En ’s avonds is de hitte nog helemaal niet verdwenen als we om 21.30 uur bij elkaar komen. We gaan wandelen in het Leenderbos, nabij de Achelse Kluis, een abdij op de grens van Nederland en België. Deze Sint-Benedictusabdij bestaat al sinds 1686, en het oorspronkelijke plan om grootschalige landbouw toe te passen werd niet gehaald. Daarom is in 1989 de landbouwgrond verkocht aan natuurbeschermingsorganisaties. Het Leenderbos heeft een totale oppervlakte van 2.400 ha, en deed in de dertiger jaren dienst als werkverschaffing voor werklozen. Er is een grote naaldhoutaanplant uit die tijd, waar onlangs veel bos is gekapt, juist om het de nachtzwaluw meer naar de zin te maken. En deze moeite loont! Waar eerder zes tot negen territoria werden geïnventariseerd, zijn er dit jaar maar liefst vijftien gevonden. Dit deel van Zuidoost Brabant is daarmee een belangrijk gebied voor de nachtzwaluw, die voornamelijk alleen in het oosten van Nederland voorkomt. Er is een grote heidevlakte, waarin bewust vennen zijn gelaten zoals: Galberg, Laagveld, Dorven en de Hasselsvennen. In 2006 is gestart met werkzaamheden om de heide te vergroten en onderling delen met elkaar te verbinden. Nu grazen er ook zo`n 300 Kempense heideschapen.

 

De Europese nachtzwaluw is een echte bewoner van zand- en stuifvlakten. Overdag rust hij en alleen `s nachts is hij actief. Ondanks de invallende schemering, en onze groep van ongeveer 20 personen, is de vogel regelmatig goed te zien en te horen.

De nachtzwaluw zit graag op een dikke horizontale boomtak en, doordat de vogel in de lengterichting van de tak rust, valt zijn silhouet direct op. Als je eenmaal weet hoe en waar te zoeken, is hij goed herkenbaar. In totaal zijn er 92 soorten nachtzwaluwen, die allemaal specifieke kenmerken van een nachtzwaluw hebben.

Zijn vlucht is zeer bijzonder te noemen. Langzaam, als in slow motion, een beetje kwakkelend en fladderend als een te grote vlinder, zwevend en zwenkend, geeft hij niet echt het idee  gemakkelijk insecten te kunnen vangen. Toch leeft de nachtzwaluw hiervan uitsluitend. Vaak mei- en junikevers, maar ook veel nachtvlinders en motten. Inderdaad niet de snelste insecten, maar de nachtzwaluw is wel bedrieglijk efficiënt in zijn jacht.

 

Op de Leenderheide wordt intensief onderzoek gedaan door SOVON, in samenwerking met de Vlinderstichting en de universiteit van Nijmegen. Er worden nachtzwaluwen gevangen in mistnetten en voorzien van een zendertje. Vrijwilligers gaan `s avonds tussen 10.00 en 02.00 uur de heide op om de plaats van de vogels te lokaliseren en hun vliegpatroon te  bestuderen. Zo weet men dat er een paartje nachtzwaluwen is dat hemelsbreed wel drie kilometer verwijderd van zijn nest ging foerageren!

Het woord “nest” bij deze vogel is een overschatting. De twee eieren, die in kleur kunnen variëren van wit tot crèmeachtig, in grijze of purperen waterverftinten, hebben een gevarieerde tekening van vlekken tot spikkels en lintjes. Maar ze worden eenvoudigweg op de grond gelegd en daar uitgebroed. Soms wordt er iets van een nestholte uitgekrabd, maar meestal niet. Door de kleurstelling ontstaat er een uitstekende schutkleur. De camouflagekleuren van de nachtzwaluw en zijn eieren zijn zo knap, dat het nest bijna onvindbaar is. Vaak wordt het nest vlakbij een stuk dood hout gemaakt, waarvan men aanneemt dat dit dienst doet als een soort merkteken. Ondanks de uitstekende camouflage zijn er altijd weer “specialisten” die zo’n nest vinden. Er worden camera`s bij geplaatst die met infrarood registreren hoe vaak de jonge vogels worden gevoerd. De ouders voeren met een bal van insecten. Net als gierzwaluwen dat doen, worden de gevangen insecten in de keelzak bewaard en later aan de jongen gevoerd. Als er echter iets is dat de nachtzwaluw niet bevalt dan worden de eieren eenvoudigweg naar een andere plaats versjouwd. Ook met de jongen, die een echte bruingevlekte bosbodemkleur hebben, solt hij op allerlei manieren, zodat dit voor verassingen kan zorgen. Het ontbreken van eieren of jongen in een eerder gevonden nest, leidt dus niet altijd tot de conclusie: roof, vandalisme of ongeval

Men heeft ook wel, bij wijze van experiment, een ringetje om de nek van de jonge nachtzwaluwen bevestigd. Dit ringetje voorkomt dat de jongen het voer kunnen doorslikken. Vanuit de camera kon men zien wanneer de jongen gevoerd werden. Direct na het vertrek van de oudervogel werd de voerbal verwijderd. Later werd deze ontleed. De keelring werd vervolgens verwijderd en de jongen kregen een soort voerpapje ter compensatie van het misgelopen voer. Ook zijn er op diverse plaatsen op de heide insectenvallen gezet, waar de nachtelijke insecten worden gelokt en gevangen met behulp van ultraviolet licht.

 

En dan de zang van de mysterieuze nachtzwaluw (in de volksmond geitenmelker genoemd; Caprimulgus betekent letterlijk geitenmelker). Deze bijnaam kreeg de vogel in vroeger tijden, toen men dacht dat hij zich `s nachts laafde aan de uiers van de geiten. Wel is het zo dat de nachtzwaluw zich graag in de buurt van geitenkudden ophoudt, om daar de insecten te vangen die op  geitenmest afkomen. De zang is een aanhoudend geratel waarmee de nachtzwaluw, samen met de sprinkhaanrietzanger en de snor, het alleenrecht in Nederland heeft. Dit geratel lijkt wat op een kikkerkoor; het verandert af en toe van toonhoogte. Het is een beetje te omschrijven als errrr, urrrrr, errrrr, en het wordt door de vogel gezongen vanaf zijn rustplaats op een tak. Het geratel op de heide is vèrdragend en we horen het pas na zonsondergang. Tijdens de vlucht horen we zijn roep koe-eh, koe-eh, of we horen een hard klappend geluid, als van een zweep. Dit ontstaat als de nachtzwaluw zijn vleugels boven zijn rug tegen elkaar laat slaan. Er is nog een speciale roep, die erop zou duiden dat de vogel zijn nest in de directe omgeving heeft, maar dat is nog niet wetenschappelijk aangetoond.

Door zijn lange vleugels, lange staart, grote ogen, grote bek en korte pootjes, is de nachtzwaluw volledig aangepast aan het leven van nachtelijke insectenjager. Hij heeft overigens niets van doen met de familie der zwaluwen. Als de nachtzwaluw wordt opgejaagd lijkt zijn vliegbeeld wel wat op dat van een valk. In vroeger tijden, toen er nog verwoed gejaagd werd op roofvogels, heeft menige nachtzwaluw het leven gelaten, omdat men hem voor een valk versleet!

Zijn broedgebied vinden we in lichte bossen, jonge aanplantingen, heide, kaalslag en bosranden. In het algemeen open terreinen met verspreide bomen, halfwoestijnen en duinen. Het mannetje is goed te onderscheiden van het vrouwtje door de witte punten aan de buitenste staartpennen en door de drie witte vlekken op de vleugelpunten. Er worden normaal twee legsels per broedseizoen grootgebracht. De eieren worden vanaf midden mei gelegd met tussenpozen van 36 uur, waardoor de jongen na een broedtijd van 18 - 21 dagen ook met een verschil van 1 - 2 dagen uitkomen. Het vrouwtje neemt de broedzorg alleen voor haar rekening. De jongen zijn gedeeltelijke nestvlieders en direct bedekt met dons. Beide ouders nemen hun verantwoordelijkheid voor het grootbrengen van de jongen, maar als het vrouwtje na twee weken aan haar tweede legsel begint, neemt het mannetje de zorg van het eerste legsel volledig over. De jongen kunnen na 16-18 dagen vliegen, maar zijn pas na ruim een maand zelfstandig.

De camouflage van de nachtzwaluw is zo geperfectioneerd, dat de vogel er compleet op vertrouwt. Zelfs als men hem dicht benadert vliegt de vogel niet weg. Pas op het allerlaatste moment, als men een hand uitstrekt, vliegt hij op. Zijn verenpak laat als het ware de bosbodem zien, met zijn vele nuances en schakeringen. Blaadjes, takjes, naalden, zonnespel en schaduwpartijen zijn nagebootst. Zelfs zijn ogen kan hij overdag vernauwen tot zeer kleine spleetjes (dit kunnen de jonge vogels ook al). Hierdoor ziet de belager geen ogen die een nachtzwaluw zouden kunnen verraden, maar de vogel zelf blijft wel zicht houden op zijn omgeving. Merkwaardig is dat de middelste teen van de nachtzwaluw een soort getande kamnagel heeft.  Deze “kam” kan de vogel gebruiken om zijn stevige borstelharen te kammen en stof of insectenresten te verwijderen. De rand van stijve borstelharen dient om de ogen te beschermen tijdens de insectenjacht en om het (toch al grote) mondoppervlak te vergroten. De bek van de nachtzwaluw is in geopende toestand een enorm gapend gat. De vogel kan de bek in zowel verticale richting als in horizontale richting openen, zodat er een enorme ruitvormige opening ontstaat.

De nachtzwaluw was enige decennia geleden (1973 – 1977) in Nederland nog redelijk vertegenwoordigd met 2000 broedparen, maar dit aantal daalde sterk tot 450 broedparen (1998 – 2000). Hiermee kwam de nachtzwaluw ook op de rode lijst terecht. Mede door gericht onderzoek werden broedterritoria geschapen en werd zijn biotoop verbeterd, wat een doorslaand succes bleek te zijn. De huidige stand in Nederland wordt nu weer voorzichtig op 1500 – 1800 broedparen geschat. In de winter trekt de nachtzwaluw weg naar Afrika, ten zuiden van de Sahara. Door zendertjes weet men dat de laatste nachtzwaluw vertrok op 19 september (2009).

Het mysterie van weleer is in de loop der tijden wel ontrafeld, maar het blijft een prachtige vogel, die helaas niet altijd te zien is. Door zijn nachtelijk leven leidt de nachtzwaluw een verborgen bestaan, maar door zijn bijzondere ratelzang vestigt hij wel de aandacht op hemzelf. Als cultuurvogel lijkt het een onmogelijkheid hem te houden en te kweken, maar het is zeker interessant om wat meer over hem te weten!