Belangenbehartiging Europese Cultuurvogel

Welkom op de website van B.E.C.

De vereniging die opkomt voor het belang van de Europese Cultuurvogel en het kweken ervan.

Wilt u hier ook deel van uitmaken? Meld u dan nu aan als lid.

Inloggen kweker
Terug naar overzicht

Artikel

  

Bruine Merels: Intrigerende mutanten. 

door Robert Naeff 

Inleiding

Het onderwerp erfelijkheid is over het algemeen taaie kost voor de gemiddelde vogelliefhebber en het is vaak moeilijk om bij de les te blijven als je een artikel leest wat over dit onderwerp gaat. Toch is het zeker de moeite waard om je een beetje in deze materie te verdiepen. Immers, we hebben er als kwekers van Europese vogels regelmatig mee te maken en een beetje kennis van zaken kan een hoop tijd en geld schelen, als we succesvol willen zijn met de kweek van mutanten. Ook in het BEC-info is reeds verscheidene malen aandacht aan dit onderwerp besteed, o.a. in enkele artikelen van de hand van Peter Otten. Zelf heb ik het altijd een boeiende, maar tevens complexe materie gevonden, waarbij het moeilijk is om er, zonder een fout te maken, iets over te zeggen of te schrijven. Ondanks dat en met het risico ook hier en daar een misstap te begaan (ik heb de wijsheid immers niet in pacht) wil ik toch een poging wagen om óók eens wat te schrijven over mutaties en erfelijkheid. In een poging om het allemaal een beetje licht verteerbaar en leesbaar te houden volgt hieronder een verslag over mijn ervaringen met de bruine merelmutatie, waarvan ik in het begin dacht dat er maar één van bestond. Om na verloop van enige jaren tot mijn verbazing erachter te komen dat er al minstens drie soorten ‘bruinmutaties’ bij deze vogelsoort bestaan, die ook alle drie bij mij in de volières aanwezig bleken te zijn! 

Melaninen

Teneinde het geheel of gedeeltelijk verdwijnen van een kleur bij een vogel een beetje te begrijpen, eerst een korte uitleg.

Bij veel vogels, niet alle, bevinden zich twee soorten pigment in de veren: het zwartbruine eumelanine en het roodbruine faeomelanine. Daarnaast zijn er veel vogelsoorten die nog een derde kleurstof in hun verenpak bezitten de z.g. carotenoïden. Deze hebben een plantaardige oorsprong. Een vogel haalt ze min of meer uit zijn of haar voedsel en zet ze dan m.b.v. een enzym om in een kleurstof. De kleur rood is een bekend voorbeeld van een carotenoïde. De vele prachtige kleuren die sommige vogels soms bezitten worden ook vaak veroorzaakt door de vorm van de pigmentkorrels in de veren en de manier waarop ze het licht terugkaatsen. Denk aan de prachtige iriserende kleuren van sommige tropische vogels, maar ook het blauw van een ijsvogel of de vleugelspiegel van een wilde eend. De meeste erfelijke kleurafwijkingen worden gevonden in het eumelanine- en faeomelanine-gebeuren, zodat mijn aandacht daar naar uit zal gaan in dit artikel Er bestaan trouwens ook verscheidene vogelsoorten die alleen maar dat eumelanine (het zwartbruine pigment) in de veren bezitten. Denk hierbij aan kraaien en kauwen. Met die twee eerstgenoemde kleurstoffen of pigmenten kan onder invloed van verschillende erfelijke afwijkingen of mutaties van alles gebeuren. Bij goed en geheel “ontwikkelde” of “geoxideerde” eumelanine is er sprake van een heel diepzwarte kleur van een bepaald gedeelte of, al naar gelang de soort, van een gehele vogel. Dit is in het geval van een normale vogel. Bij een mutatie kan er sprake zijn van melaninen die minder goed ontwikkelen of  “oxideren” (kwalitatieve reductie). Wat ook kan is dat de  pigmentkorrels gedeeltelijk verdwijnen (kwantitatieve reductie). Denk hierbij bijv. aan grijze of  “blauwe” mutaties: doordat het aantal zwarte pigmentkorrels in de veren sterk verminderd is zien wij een grijze vogel. Maar ook is het mogelijk dat slechts één van de twee soorten pigmenten geheel of gedeeltelijk verdwijnt of ze verdwijnen allebei gedeeltelijk etc. Allerlei combinaties zijn denkbaar. Hierdoor is ook dat hele palet van verschillende kleurafwijkingen,  zoals we dat kennen bij onze cultuurvogels, te verklaren. Denk aan pastellen, faeo’s, isabellen, satinetten etc. Bij sommige vogels zijn zowel het eumelanine als het faeomelanine totaal verdwenen en dan is er (als er ook geen carotenoïden in het verenpak zitten) natuurlijk sprake van … juist … een geheel witte vogel. Zo’n vogel hoeft trouwens niet persé een albino te zijn, even goed kan er sprake zijn van een leucistische vogel, ofwel een “witte zwartoog”. Het andere uiterste is weer een zgn. melanistische vogel. Een dergelijk dier laat juist een toename van de concentratie pigment zien, op plaatsen waar dit normaal niet het geval is. Een van nature bruinige, grijze of anderszins gekleurde vogel zal dan heel donker of zelfs bijna zwart gekleurd zijn. Denk aan een zwarte goudvink. Het voert te ver om in dit korte bestek alle kleurafwijkingen met bijbehorende erfelijkheid onder de loep te nemen en ze uitgebreid te bespreken. Ik wilde het ditmaal alleen bij de mutatie bruin laten. Een volgende keer is het misschien interessant om eens een andere mutatie uitgebreid te behandelen

Bruin

Bij veel van onze Europese cultuurvogels treedt vroeg of laat de mutatie bruin op. We kennen deze bruine kleurafwijking o.a. bij de putter, groenling, goudvink, huismus, maar ook bij grotere soorten zoals de spreeuw, zanglijster en zelfs bij kraai, ekster en kauw komen chocoladekleurige of anderszins bruinige exemplaren voor.

Die bruine kleurafwijking, die ogenschijnlijk  bij alle soorten vogels kan voorkomen, wordt veroorzaakt door een erfelijke afwijking in de genen van de betreffende vogel. Onder invloed van deze mutatie vindt er, zoals gezegd, een kwalitatieve reductie van het eumelanine in de veer plaats. Om het wat plastischer en begrijpelijker te zeggen: de pigmentkorreltjes in de veren kleuren niet meer mooi zwart uit, maar blijven tijdens het alsmaar bruiner worden in de kleurcellen, op een gegeven moment steken in een bepaalde gradatie van  het bruin. Hoe de vogel er uiteindelijk uit komt te zien hangt o.a. af van het moment waarop die “oxidatie” stopt en het feit of hij ook nog faeomelanine, het roodbruine pigment, in zijn veren heeft zitten. Soorten waarbij dat laatste het geval is ogen veelal wat minder opvallend dan een soort die van nature alleen maar eumelanine bezit. Een bruine putter in een zwerm normale soortgenoten zal minder opvallen dan een bruine kauw in een groep zwarte exemplaren. Over het algemeen toont een vogel die de erfelijke afwijking bruin bezit, op de plaatsen van zijn lichaam die in de normale situatie bruin waren, veroorzaakt door het feomelanine, weinig verandering van kleur. Maar de  gedeelten van de vogel die normaal onder invloed van het eumelanine heel donker of zwart van kleur zijn, worden fletser en bijv. donkerbruin of chocoladekleurig. Denk maar eens aan de al eerder genoemde bruine putter. Die kleur bruin van de bruinmutanten kent ook op een andere wijze nog enige variatie: onder invloed van UV-licht kan de bruine vogel letterlijk verbleken. Dit valt vooral op tijdens de rui als de vogel gedeeltelijk nieuwe, donkerbruine veren heeft en daarbij tevens de oude verbleekte, lichtbruine veren nog bezit. Dit geeft de betreffende vogel een wat vlekkerig en onverzorgd uiterlijk. Na de rui is een dergelijke vogel natuurlijk weer een prachtig egaal gekleurd dier geworden. De merel, van nature al naargelang het geslacht een zwarte of donkerbruine vogel, bezit, gezien het jeugdkleed, waarschijnlijk zowel eumelanine als faeomelanine in het verenpak. Het grote kleurverschil tussen man en pop, na de jeugdrui, wordt ongetwijfeld veroorzaakt door de veel grotere hoeveelheid eumelanine in het verenkleed van de merelman. 

Bruine merels

En zo komen we een beetje waar ik wezen wilde: bij de Turdus merula ofwel de gewone huis-, tuin- en keukenmerel. Sedert 1996 houd ik deze vogels in mijn volières en ik ben er nog altijd niet op uitgekeken. Wonderbaarlijk dat er van een vogel, die zo weinig gehouden wordt in de volière, er toch nog zo veel mutaties van bestaan en dat die mutaties ook vrijwel allemaal in stand worden gehouden door maar een handjevol liefhebbers. Alhoewel ik het idee heb dat het houden van de merel ietsje in populariteit toeneemt, is het aantal liefhebbers dat per persoon meer dan zeven of acht van de verschillende kleurmutaties van deze soort kweekt, in Nederland op de vingers van één hand te tellen. Voor het geld hoef je het ook zeker niet te doen. Om mijn aluminium volières terug te verdienen moet ik, geloof ik, nog 150 jaar merels kweken. Gelukkig maar dat het hier een hobby betreft…

Maar goed, terug naar de bruine merels. Ergens in de winter van 2001 kreeg ik twee bruine merels te pakken vanuit Engeland. Ik heb over de (kweek-)ervaringen met deze vogels al eens verslag gedaan in een BEC-info, dus daar zal ik hier niets over vertellen. Wat mij bij deze mutatie opviel, was het zeer duidelijke kleurverschil van man en pop. In tegenstelling tot de mutaties satinet, grizzle, en in mindere mate zilver, is het geslacht bij de bruine mutatie zeer gemakkelijk te bepalen. Al in het nest is te zien wat de mannen en de poppen zijn. Net als bij de volwassen wildkleur zijn de mannen donkerder dan de poppen. Als ze door de jeugdrui heen zijn, kleuren de bruine mannen van een soort donkerroodbruin/wildkleur door naar een schitterende melkchocoladekleur. De vleugels zijn het eerste jaar lichtbruin/beige. Later in de winter kleurt de snavel en de oogring door naar de bekende oranje tint, die we zo goed van de wilde vogels kennen . De pop is als jonge vogel al direct mooi geelbruin van kleur en verandert na de jeugdrui niet zo heel veel. Uiteindelijk blijkt zij een lichtbruine tot kaneelkleurige (vandaar waarschijnlijk de Engelse benaming cinnamon = kaneel) vogel te worden, die op kop, keel en borst nog enigszins de tekening van de wildkleur laat zien (o.a. het gestreepte keeltje). De snavel krijgt niet de mooie oranje kleur van de man, maar blijft op zijn hoogst steken in een oranjegele tint met wat donkerbruins erover heen. De mutatie vererft altijd geslachtsgebonden recessief zoals vrijwel alle, bij vogels gevonden, bruine mutaties. Althans, daar leek het in eerste instantie op.  Nog niet zo heel lang geleden kwam ik er achter dat de zaken toch even anders en vooral wat ingewikkelder lagen. 

Vererving

Maar laat ik eerst nog even heel kort vertellen wat geslachtsgebonden recessief inhoudt. Deze term, meestal kort aangeduid met geslachtsgebonden, duidt op het feit dat de kleurafwijking bruin op het geslachtschromosoom gelegen is en dat geslachtschromosoom bevindt zich in de celkern van de geslachtscel van mens en dier. Zoals de meeste mensen wel weten worden de mannen bij mensen aangeduid met de symbolen XY en de vrouwen XX. Bij vogels, en ik meen ook bij reptielen, is dit net omgekeerd. De geslachtscellen worden bij de mannelijke vogel vaak gesymboliseerd met XX en bij de poppen met XY. Om deze materie een beetje te begrijpen is het  noodzakelijk te weten dat de erfelijke informatie, in  geval van geslachtsgebonden vererving, altijd op het X-chromosoom gelegen is. De kleur bruin is dus op dit X-chromosoom gelegen en daaruit volgt dan weer dat een pop nooit split of drager voor deze kleur kan zijn. Immers, ze bezit maar één X en als daar de factor bruin op zit is ze een bruinmutant en als er niks op die X zit is ze een gewone wildkleur. Want op de Y zitten in principe géén erfelijk overdraagbare eigenschappen. Bij de mannen (XX) kun je je voorstellen dat er op één van die twee X-en een bruin factor zit. Hij is dan drager of split. Zit er op beide X-en een bruinfactor, dan is hij een bruine mutant en dus ook fokzuiver voor die kleur. Zet je een split bruine man tegen een wildkleur pop dan is de helft van de dochters bruin. Zet je een bruine man tegen een wildkleur pop dan zijn alle dochters bruin. En bruin x bruin geeft natuurlijk 100% bruin in het nageslacht.  Is het nog een beetje te volgen? Want het kan nog veel ingewikkelder. Zoals velen weten bestaan er ook mutaties die autosomaal recessief vererven. Dit betreft dan erfelijke eigenschappen die onafhankelijk (autosomaal) van het geslacht vererven. Die dus niet aan dat X-chromosoom gebonden zijn. Je kunt je dan ook voorstellen dat zo’n bruine vogel ook nog drager kan zijn  voor een andere (autosomaal recessieve) kleurafwijking bijv. siamees. Je hebt dan een bruine merel die split is voor siamees. En het kan nog gekker: ik heb zilverkleurige merels (mannen) die split zijn voor bruin èn voor siamees. In principe zou dit nog wel verder kunnen gaan, maar het voert een beetje te ver om alle mogelijkheden en eventuele uitkomsten van de verschillende mutaties en de combinaties daartussen in dit korte bestek door te nemen. Als het al mogelijk zou zijn, want vele combinaties zijn in de praktijk nog niet eens gekweekt, laat staan uitgeprobeerd.  Terug naar de kleur bruin die op een gegeven moment toch iets minder simpel en voorspelbaar bleek te zijn dan ik altijd had gedacht.  

De antraciet

Op een gegeven moment was ik weer eens met enkele Engelse merelvrienden in gesprek. Zij wilden wat vogels van mij en ik wilde wel wat van hen, maar de vraag was of ze nog iets hadden dat voor mij de moeite waard was. De mutaties die zij hadden bezat ik reeds, dus er was niet veel meer te ruilen. De oudste van het stel had nog een soort donkerbruine man in de aanbieding. Op het eerste gezicht leek het meer een soort doffe wildkleur te zijn en eigenlijk voelde ik er niet veel voor. Maar toen ik hoorde uit wat voor nest de vogel afkomstig was, had ik er toch wel oren naar. De vader van de vogel bleek een kopie van de zoon en de moeder was een gewone bruine mutant. De rest van het nest, waar deze donkere vogel uit  voortgekomen was, en ook volgende nesten, bleken uitermate gevarieerd van samenstelling. Er zat een satinet bij, gewone bruine merels, geparelde vogels (iets voor een volgend schrijven) en ook combinaties van bruin en gepareld. Over de vererving van de donkere, zeg maar antracietkleurige vogel, kon men mij weinig vertellen. Men dacht dat het een wat donker uitgevallen bruine mutant was en dat hij ook wel geslachtsgebonden zou vererven. Mooi niet dus. Pas twee jaar later kwam ik erachter dat het even anders in elkaar stak. Want pas na twee jaar kweekte ik uit de antraciet, gekoppeld aan een siam pop voor het eerst één  vogel: wèèr een kopie van de vader, dus weer een antraciet en nog een man ook. Toch maar eens gevraagd aan de oorspronkelijke eigenaars of ze wel eens een vrouwelijke uitvoering van die donkerbruine hadden gezien. Toen kwam de aap uit de mouw en het bleek dat ze die nog nooit gezien hadden. Heel wonderlijk, een bruine mutant die zijn kleur alleen aan zijn zonen doorgeeft, ongeacht de kleur van de pop. De toekomst zal moeten gaan uitwijzen hoe deze raadselachtige kleur nu precies vererft. Ondertussen was ik alweer op een andere bruinmutant gestuit. 

De bruine roodoog

Collega merelkweker Rian kweekt al jaren zilver en grizzle merels. Omdat hij er niet voor terugdeinst af en toe flinke inteelt toe te passen bij zijn vogels, zijn er wel eens verrassingen in de nakweek mogelijk. Diverse malen doken er “onverklaarbaar” vreemd gekleurde vogels op in de nesten. Soms ook uit het niets een wit vogeltje met rode ogen. Jammer genoeg ontbeerde Rian meestal net dat kleine beetje geluk om dit soort vogeltjes de veilige haven binnen te loodsen. Wel werden ouders die aparte jongen kregen steevast aangehouden, in de hoop dat er nog eens iets aparts uit zou komen. Maar goed, men kan niet alles houden en een fraai zilverkleurig koppel dat enkele jaren niets anders dan zilver en grizzle mereljongen had geproduceerd, werd overgedaan aan een andere liefhebber. En verdraaid, alsof de duvel ermee speelde, die andere liefhebber kweekte het jaar daarop twee aparte jongen uit het koppel . Een heel lichte zilverwitte en…een lichtbruine met donkerrode ogen. Maar de nieuwe eigenaar was eigenlijk helemaal niet blij met het bruine ding, hij wilde liever zilveren of witte merels. Iedereen dacht ook dat het hier een “gewone” bruine merelpop betrof, alhoewel er in die zilver en grizzlelijn van Rian helemaal geen bruin voorkwam.

Ik vond het wel een apart geval en hoewel ik die kleur bruin al dacht te hebben kocht ik deze lichtbruine pop en paarde haar aan een bruine man. “Goed voor de bloedverversing van mijn bruine stam”, dacht ik nog.

Maar het koppel klikte totaal niet, er werd gevochten bij het leven, de bruine man werd bijna gedood. Andere man erbij, ditmaal een zilverkleur. Ook niet goed: de bruine werd nu door de zilveren man gemolesteerd. Ze zag er verschrikkelijk uit. Overal waren plukken veren af, een halve staart en ze kon eigenlijk niet eens meer fatsoenlijk vliegen. De zilver werd uitgevangen en de bruine pop mocht herstellen. Daags daarna liep ik langs de vlucht waar ze in zat en daar zat die lichtbruine pop toch prachtig te zingen. Zij bleek dus een hij te zijn en de reden van de extreme vechtpartijen was nu ook duidelijk. Maar was me dit even een sensatie: een bruine mutant die autosomaal recessief vererft! Nog nooit vertoond.  Navraag bij merelgoeroe Maurice Vaes uit Houthalen leverde de volgende uitspraken op: “Ja, die bruine roodoog ken ik, dat is een mutatie die al een paar keer eerder is opgedoken, maar tot nog toe altijd weer verloren is gegaan, leg hem vast, a.u.b.!”

En dat is wat ik zeker zal proberen om te gaan doen, want hoe ziet bijv. de bijbehorende pop van deze mutatie eruit? Hoogstwaarschijnlijk heel lichtbruin of zandkleurig, vrijwel zeker  eveneens in combinatie met rode ogen. De toekomst zal het hopelijk uitwijzen.  

Besluit

En hiermee ben ik zo’n beetje aan het eind van dit verhaal gekomen over de alledaagse merel met zijn niet altijd even alledaagse kleurafwijkingen. In dit geval dus over de verschillende mutatie(s) bruin. Het is duidelijk dat er, voor wat betreft het aantal nieuwe mutaties en combinaties van reeds bestaande kleurafwijkingen bij de merel, het einde nog  niet in zicht is. Nog niet zo lang geleden bijv. hoorde ik nog van iemand van mijn vogelclub dat hij de hele zomer bij hem in de buurt een oranje merel in het wild had waargenomen! Jammer dat ik het pas in het najaar te horen kreeg, toen de vogel al weer verdwenen was…. Als mensen het leuk vinden zal ik in de nabije toekomst proberen nóg eens een artikeltje te schrijven over enkele kleurmutaties bij onze Turdus merula.

Als er  nog mensen zijn die denken mij iets leuks of bijzonders te kunnen melden over merelmutanten of gewoon wat willen vragen, aarzel dan niet!

Tel. 06 53249551 of email: r.p.naeff@planet.nl   

Geraadpleegde literatuur:
H. van Grouw:  Kleurmutaties bij vogels / “Het Vogeljaar”

P. Otten: Zwart (melanisme) bij vogels / “Onze Vogels”

P. Otten: Cursus erfelijkheidsleer / diverse BEC-info’s 2004